– Inbouw in de vrije ruimte
1. Leg de bodemsjabloon op de gekozen plaats.
2. Boor conform de sjabloon een bodemopening van
Ø 15 mm voor de afvoer van het condenswater en prik de
4 punten voor de bevestigingsschroeven voor.
3. Alleen bij rookgasafvoer via het dak: boor een gat van
Ø 65 mm voor de verbrandingsluchtaanzuigbuis.
Houd u exact aan de opgegeven maten!
Als bij vrijstaande kachels de onbeklede achterzijde zicht-baar
is of als zich houdt in het stralingsbereik van de kachel be-
vindt, is het raadzaam een achterwand te monteren (afb. D2).
Afvoer van rookgas en toevoer van
verbrandingsgas via de zijwand
(schoorsteen-set AKW)
Voor de Trumatic S 2200 mag alleen de roestvrijstalen
afvoerpijp van Truma AE 3 (art.-nr. 30140-00) met Truma
overpijp ÜR (APP – art.-nr. 40230-00) gebruikt worden, aan-
gezien het verwarmingstoestel alleen in combinatie met deze
pijpen getest en toegelaten is.
Afb. F
Met behulp van de Biege-Boy (art.-nr. 30030-33000) kunt u de
roestvrij stalen buis veel makkelijker buigen en de O-ring
makkelijker aanbrengen.
Schoorsteen-opening AKW
Monteer de wandschoorste-en op een zo vlak mogelijke
wand, die aan alle kanten vrij in de wind ligt.
Boor conform de onderstaande inbouwvarianten (A, B of C)
de beide schoorsteenopeningen van Ø 79 mm (als er holtes
zijn in rond de schoorsteenopeningen kunt u deze met hout
opvullen) en steek de gaten voor de wandschroeven voor.
Houd u strikt aan de opgegeven minimumhoogte
(= afstand tussen kachelvoet en het midden van de opening
voor de rookgasschoorsteen)!
Afb. G1
Inbouwvariant A:
Bij buislengten tot 35 cm (de buizen moeten zijwaarts door
de kachelmantel worden gevoerd) moet de rookgasschoor-
steen op een minimumhoogte van 20 cm worden gemon-
teerd. Vouw hiervoor de wandsjabloon op de stippellijn en leg
de sjabloon met de vouw op de bodem.
Inbouwvariant B:
Bij buislengten tot 75 cm moet de rookgasschoorsteen op
een minimumhoogte van 33 cm worden gemonteerd. Laat
hiervoor de wandsjabloon vanaf de grond omhoog staan.
Inbouwvariant C:
Bij buislengten tot 120 cm moet de rookgasschoorsteen op
een minimumhoogte van 66 cm worden gemonteerd (meet
deze afstand vanaf de kachelvoet tot het midden van de ope-
ning van de rookgasschoorsteen).
Het is toegestaan om de buizen in te korten, maar de lengte
mag niet korter zijn dan de minimumafstand tussen de beide
schoorstenen (11,5 cm). Indien nodig kunnen de schoorste-
nen tot een afstand van maximaal 22 cm worden gemon-
teerd. Bij inbouwvarianten B en C kunnen de buizen zijwaarts
door de kachelmantel of naar achter toe in een hoek worden
geplaatst. Bij deze varianten moet een dubbele buison-
dersteuning van het model DSW worden gemonteerd.
Indien nodig kan de steun door afsnijden of ombuigen worden
ingekort.
Aansluiting van de buizen op de kachel
1. Afb. G1
Draai de twee schroeven (1) boven op de kachel los en verwij-
der de mantel.
2. Afb. G2
Sluit de rookgasafvoerbuis (2) als volgt op het bovenste aan-
sluitstuk van de kachel (3) aan: schuif de sluitring (4) ongeveer
3 cm op de buis (de klauw wijst in de richting van de kachel),
schuif de O-ring (5) door deze op te rekken voorzichtig over
de snijkant van de buis en steek de buis zo ver mogelijk in het
aansluitstuk op de kachel (3). Schuif de sluitring samen met
de O-ring helema-al naar het aansluitstuk en haak de sluitring
in door deze te draaien. Zet het geheel met de schroef (6)
goed vast.
Na elke demontage van de rookgasafvoerbuis moet een
nieuwe O-ring (5) gemonteerd worden!
3. Schuif de isolatiebuis (7) over de rookgasafvoerbuis (moet
van de schoorsteen tot de kachel lopen).
4. Sluit de verbrandingsluchtbuis (8) op dezelfde wijze op het
onderste aansluitstuk van de kachel (9) aan.
Afvoerpijp met overpijp en verbrandingsluchtpijp
moeten over de hele lengte stijgend gelegd zijn en
conform afb. G1 met dubbele steun DSW (montagevarianten
B + C) beveiligd worden tegen iedere verandering. Anders
kan zich een waterzak vormen, die de vrije afvoer van
rookgassen verhindert!
Aansluiting van de buizen op de schoorstenen
Afb. G3
Zet de kachel op de voorziene plaats, breng de buizen naar de
schoorsteenopeningen en kijk welke buislengten nodig zijn.
Kort de buizen als dat nodig is in. Schuif de kachel zo naar de
wand dat de buizen ongeveer 4 cm uit de wand steken.
De rookgasafvoerbuis (2) met isolatiebuis (7) bevindt
zich boven de buis voor toevoer van verbrandingslucht
(8)!
Schuif de sluitringen (10) ongeveer 3 cm op de buizen. Schuif
de O-ringen (5) door deze op te rekken over de snijkanten van
de buizen en steek buis (2) en (8) zo ver mogelijk in de respec-
tievelijke schoorstenen (11 + 12 – de aansluitstukken van de
schoorstenen moeten naar beneden wijzen). Schuif de sluitrin-
gen samen met de O-ringen helemaal naar de schoorsteen en
zet elke sluitring met 2 schroeven (13) vast.
Na elke demontage van de rookgasafvoerbuis moet een
nieuwe O-ring (5) gemonteerd worden!
De schoorstenen bevestigen
Afb. G3
Bestrijk de rookgasafvoerschoorsteen (11) bij het afdichtge-
deelte met een plastisch carrosseriedichtmiddel (geen silico-
nenkit!) en schuif deze in de bovenste schoorsteenopening
(het schoorsteenaansluitstuk moet naar beneden wijzen).
Bevestig de rookgasafvoerschoorsteen (11) en de schoor-
steenring (14) met 4 schroeven (15).
Bevestig de schoorsteen voor de verbrandingslucht (12) op
dezelfde wijze in de onderste schoorsteenopening, samen
met het aanzuigrooster (16).
Plaats de schoorsteenafdekkappen (17 – toebehoren) altijd als
de kachel niet in gebruik is.
33