4.8.3 Storingen in het
verbrandingslucht-/rookgastraject
De toestellen zijn uitgerust met een ventilator. Als de
ventilator niet goed werkt schakelt het toestel de venti-
lator uit.
In het display verschijnen dan de
mede de foutmeldingen „F.32" en „F.37".
b
Wees voorzichtig!
Gevaar voor beschadiging door ondeskun-
dige veranderingen!
Bij de foutmeldingen „F.32" en „F.37" moet
u een erkende installateur inschakelen.
>
Probeer nooit zelf reparaties bij uw com-
pacte gasketel uit te voeren.
4.8.4 Toestel/CV-installatie vullen
b
Wees voorzichtig!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundig
vullen!
Door ondeskundig vullen kunnen beschadigin-
gen aan afdichtingen en membranen, alsmede
geluiden in CV-bedrijf ontstaan. Hiervoor en
voor eventuele vervolgschade kunnen wij niet
aansprakelijk worden gesteld.
>
Gebruik voor het vullen van de CV-installa-
tie uitsluitend schoon leidingwater.
>
Gebruik geen chemische middelen zoals
bijv. vorst- en corrosiewerende middelen
(inhibitoren).
2
Afb. 4.13 Vuldruk van de CV-installatie controleren
Voor een correct bedrijf van de CV-installatie moet bij
koude installatie de wijzer op de manometer (1) in het
Gebruiksaanwijzing ecoCOMPACT 0020040939_02
symbolen en
als-
bar
1
bar
bereik tussen 1,0 en 2,0 bar vuldruk staan. Staat deze
lager dan 0,75 bar, vul dan a.u.b. water bij.
i
Wanneer u op de toets „-" (2) drukt, wordt 5
seconden lang de installatiedruk op het dis-
play getoond.
Als de CV-installatie zich over meerdere etages uit-
strekt, kan een hogere waterdruk van de installatie
nodig zijn. Vraag hiervoor uw installateur.
Voor het vullen en bijvullen van de CV-installatie kunt u
normaal leidingwater gebruiken. In uitzonderingsgeval-
len bestaan er waterkwaliteiten, die onder omstandighe-
den niet geschikt zijn voor het vullen van de CV-installa-
tie (water met veel ijzer of kalk). Neem in een dergelijk
geval contact op met een erkend installateur.
Voor het vullen van de installatie gaat u als volgt te
werk.
>
Open alle thermostaatkranen van de installatie.
>
Verbind de vulkraan van de installatie met behulp van
een slang met een koudwatertapklep (uw installateur
moet de vularmaturen aan u hebben getoond en het
bujvullen of aftappen van de installatie hebben uitge-
legd).
>
Draai de vulkraan langzaam open.
>
Draai de tapklep langzaam open en vul zolang water
bij tot op de manometer (1) de noodzakelijke installa-
tiedruk bereikt is.
>
Sluit de tapklep.
>
Ontlucht alle radiatoren.
>
Controleer vervolgens op de manometer (1) de instal-
latiedruk en vul evt. nogmaals water bij.
>
Sluit de vulkraan en verwijder de vulslang.
4.9
Buitenbedrijfstelling
2
Afb. 4.14 Toestel uitschakelen
>
Om uw compacte gasketel volledig buiten bedrijf te
stellen, moet u de hoofdschakelaar (1) op stand „0"
zetten.
Bediening 4
bar
1
BE
15
NL