op de achterzijde van deze handleiding, u kunt ook een e-mail
sturen naar technik@proxxon.com.
1. Wartelmoer 4 (fig. 7) aan de freesspindel losdraaien.
2. Gewenste spantang 5 met de hand in de wartelmoer 4 (fig. 8)
leggen en met lichte axiale druk in de draaiende bout laten
vastklikken. Let op: het dunnere einde van de spantang moet,
zoals aangegeven op de afbeelding, naar boven wijzen.
3. Wartelmoer 2 met spantang in spindel 1 inbrengen (fig. 7, zie
kleine afbeelding) en licht aandraaien met de hand.
4. Schacht van werktuig 3 in de spantang brengen,
5. Met de meegeleverde sleutel de wartelmoer vastdraaien, zoals
aangegeven in fig. 7.
6. Voor het verwijderen van de spantang wartelmoer 4 losdraaien
en werktuig 3 eruit trekken.
7. Nu wartelmoer met spantang helemaal uit de freesspindel ver-
wijderen.
8. Spantang met de meegeleverde buis 6 (fig. 8) door op de
conus van de spantang te drukken vastklikken en uit de wartel-
moer halen.
4.4 Wijzigen van het spindeltoerental
De instelling van het spindeltoerental is noodzakelijk om de
zaagsnelheid van het werktuig aan te passen aan de eigenschap-
pen van het te verspanen materiaal en de werktuiggeometrie.
Grote werktuigdiameter betekent bij gelijk toerental ook een grote
omtrek- en daarom eventueel te grote zaagsnelheid. Omgekeerd
geldt dit natuurlijk voor een kleine werktuigdiameter.
Om deze reden is het noodzakelijk het toerental te kunnen varië-
ren. Daartoe wordt het motorvermogen bij de frees via een rie-
maandrijving via de spindel geleid. Het betreft hier een
tweetrapsaandrijving met een primaire overbrenging voor een al-
gemene toerentalreductie en twee versnellingstandwielen met
steeds paarsgewijs verschillende diameters. Deze worden ver-
bonden door in totaal twee poly-V-riemen, die door hun stille
loop en hun overbrengingseigenschappen uitstekend voor dit
doel geschikt zijn. Door omklappen van de riemen worden de te-
kens benodigde spindeltoerentallen gerealiseerd. In totaal kun-
nen er 6 spindeltoerentallen worden ingesteld: 180, 350, 550,
800, 1300 en 2500/min. Fig. 9 geeft de desbetreffende poelie-
combinaties van de afzonderlijke toerentallen weer.
Voordat u met werkzaamheden aan de riemaandrijving begint al-
tijd de stekker uit het stopcontact trekken! Gevaar voor lichame-
lijk letsel!
1. Kartelschroef 1 (fig. 10) losdraaien en deksel van de behuizing
openen.
2. De bevestigingsschroeven 1 (fig. 11, kleine uitsnijding) iets los-
draaien en de behuizing een stukje naar rechts verplaatsen tot
de onderste aandrijfriem los komt.
3. Onderste V-riem 2 in juiste stand brengen. De juiste standen
worden in fig. 9 weergegeven. U kunt zich oriënteren aan de
sticker in de binnenkant van de behuizing.
4. Behuizing weer naar links verplaatsen tot de V-riemen goed
gespannen zijn en bevestigingsschroeven (1, fig 11) aandraa-
ien.
5. Behuizingdeksel sluiten en kartelschroef 1 (fig 10) vastdraaien.
Riemafdekking resp. behuizingdeksel moeten tijdens het gebruik
altijd gesloten zijn!
5 Frezen
U dient tijdens het frezen altijd een veiligheidsbril te dragen.
Neem de veiligheidsvoorschriften in acht.
Het werkstuk moet altijd veilig op de kruisslede worden beve-
- 28 -
Let op!
Let op!
Let op!
stigd! Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden: zeer ge-
schikt zijn spanklauwen (bijv. 24 257 van PROXXON) of span-
schroeven (bijv. 24 255 van PROXXON). Als er verdelingen
moeten worden gemaakt, kan bijv. aanvullend met verdeelmachi-
nes of boorkoppen worden gewerkt. Voorbeelden van spanmid-
delen en accessoires vindt u in onze apparatencatalogus op het
Internet onder www.proxxon.com, en samen met andere waarde-
volle aanwijzingen in ons „Handboek voor creatieve modelbou-
wers " (artikelnr.:28 996).
5.1 Instellen van freesdiepte en freesprocedure
Raadpleeg ook de paragraaf „Hoogte-instelling van de spindel"
Hier wordt uitgelegd via welke methoden de hoogte van de frees-
spindel voor de verschillende toepassingen kan worden inge-
steld.
In de praktijk komt het erop neer dat eerst na het vastspannen
van het werkstuk de spindel na het spannen van de frees grof
(ca. 2 mm boven het werkstuk) instelt en de freesdiepte daarna
tijdens het werken bijstelt.
Dit kan worden gedaan met het handwiel of de booraanzet.
Als de zaagdiepte (de mate waarin de frees in het werkstuk loopt)
echter een bepaalde waarde heeft, kan dit met behulp van de
schaalverdeling van het handwiel of met de booraanzet worden
ingesteld.
Dit kan worden gedaan door beide op nul te zetten. Daartoe is
het bijvoorbeeld zinvol voor (!) het inschakelen van de machine
de frees heel licht op het werkstuk te plaatsen (mogelijk echter
zonder het aan te raken!) en daarna de schaalverdeling op nul te
zetten. Daarbij moet u erop letten dat bij de schaalverdeling van
de booraanzet, zoals beschreven in "Hoogte-instelling van de
spindel" een schroef wordt losgedraaid. De schaalverdeling van
het handwiel wordt gewoon verdraaid: per omwenteling ver-
plaatst de Z-slede 2 mm.
Zo gaat u tewerk:
1. Werkstuk met spanklauwen, spanschroef of boorkop veilig be-
vestigen.
2. Gewenste spindelhoogte grof instellen met handwiel 1 (fig. 5).
Daarbij moet inbusbout 3 opengrdraaid, vleugelmoer 4 echter
aangedraaid worden! Zo nodig de schaalverdeling op nul zet-
ten, zoals boven in de tekst aangegeven.
3. Let erop dat de frees het werkstuk niet aanraakt.
4. Let erop dat het juiste spindeltoerental is ingesteld.
5. Draairichting kiezen (zie hieronder onder „Aanzet").
6. Als tijdens het frezen de freesdiepte wordt gewijzigd, kan dit
het beste met het handwiel 1 worden gedaan (fig. 5). Daarbij is
inbusbout 3 open, vleugelmoer 4 gesloten. Als na het instellen
de freesdiepte niet meer wordt gewijzigd (bijv. bij vlakfrezen
van een werkstuk) wordt aanbevolen de beide schroeven 3 en
4 gesloten te laten.
7. U kunt als alternatief ook de freesdiepte met de boorhendel 2
(fig. 5) instellen. Hiertoe wordt inbusbout 3 vastgedraaid, zodra
de slede zich in de juiste stand bevindt. Na het verplaatsen van
boorhendel 2 tot de gewenste diepte wordt de bereikte stand
door klemmen van de pinole d.m.v. aandraaien van vleugel-
moer 4 geblokkeerd.
8. Freesmachine via schakelaar 3 (fig.1) inschakelen.
9. Met aangepaste aanzet werken
5.2 Aanzet
Bij het frezen moet u erop letten dat de aanzet altijd tegen de
zaagrichting van de frees ingaat (fig. 12).
6 Toebehoren
U kunt in de normale frezen gebruiken met een maximale
schachtdoorsnede van 12 mm en een werktuigdoorsnede van ca.
40 mm. Voor een optimaal resultaat is het noodzakelijk zowel de
frees als de freesparameters (aanzet, freesdiepte, toerental) aan