Geen afbeeldingl
Geen afbeelding
Callisto™ – Gebruiksaanwijzing - NL
Stimulatie via kanaal 2 kan ook verkregen worden door op de spatiebalk of
de rechter Ctrl-toets op het toetsenbord van de computer te drukken.
Muisbewegingen in de ruimte Stimuli voor zowel kanaal 1 als kanaal 2
kunnen genegeerd worden, afhankelijk van de instelling.
In de ruimte Frequency and Intensity display (Weergave frequentie en
intensiteit) is te zien wat er op dit moment gepresenteerd wordt. Aan de
linkerkant wordt de dB HL-waarde voor kanaal 1 getoond en aan de
rechterkant voor kanaal 2. In het midden wordt de frequentie getoond.
Let op! De knopinstelling voor dB knippert als u probeert het volume hoger
te zetten dan de maximaal beschikbare intensiteit.
Met Frequency increase/decrease (Frequentie verhogen/verlagen)
verhoogt en verlaagt u de frequentie. Dit kunt u ook doen via de linker- en
rechterpijltjestoetsen op het toetsenbord van de computer.
Store (Opslaan) van drempels voor kanaal 1 wordt gedaan door te drukken
op S of door met de linkermuisknop te klikken op de signaalverzwakker van
kanaal 1. Een geen-reactie-drempel kan opgeslagen worden via N of door
met de rechtermuisknop te klikken op de signaalverzwakker van kanaal 1.
Store (Opslaan) van drempels voor kanaal 2 kan gedaan worden als
kanaal 2 niet het maskeerkanaal is. Dit doet u door te drukken op<Shift> S
of door met de linkermuisknop op de signaalverzwakker van kanaal 2 te
klikken. Het opslaan van een geen-reactie-drempel doet u door te drukken
op <Shift> N of door met de rechtermuisknop te klikken op de
signaalverzwakker van kanaal 2.
De hardware-indicatieafbeelding geeft aan of de hardware is
aangesloten. Simulatiemodus wordt aangegeven als de software gebruikt
wordt zonder hardware.
Bij het openen van de software zoekt het systeem naar de hardware. Als hij
de hardware niet kan vinden, zal het systeem automatisch doorgaan in de
simulatiemodus en verschijnt het Simulatiepictogram (links) in plaats van de
indicatieafbeelding van de aangesloten hardware.
De Examiner (Onderzoeker) laat zien wie de onderzoeker is die de patiënt
test. De onderzoeker wordt opgeslagen bij een sessie en kan bij de
resultaten afgedrukt worden.
Voor iedere onderzoeker wordt bijgehouden hoe de software is ingesteld
met betrekking tot het gebruik van de ruimte op het scherm. Voor iedere
onderzoeker wordt de software exact hetzelfde opgestart als de vorige keer
dat hij gebruikt werd. De onderzoeker kan ook selecteren welk protocol
geselecteerd moet worden bij het starten (door met de rechtermuisknop te
klikken op de selectielijst met protocollen).
Page 25