Inspectie en onderhoud
Voor een perfecte functie en lange levensduur van de generator is regelmatig
schoonhouden en onderhoud van groot belang.
Rook niet tijdens de hierna aangegeven werkzaamheden.
Werk nooit in de buurt van vonken, vlammen of open vuur.
Regelmatig uit te voeren onderhouds- en inspectiewerkzaamheden
Luchtfilter
Het luchtfilter moet na elke 50 bedrijfsuren gereinigd worden.
Maak de 2 zeskantschroeven los.
Verwijder het deksel.
Verwijder het luchtfilter.
Reinig het filter met spiritus of ethanol.
Op het luchtfilter een gering aantal oliedruppels aanbrengen en het filter samendrukken.
Filter weer terugplaatsen en dan de behuizing plaatsen.
Brandstofzeef
Verwijder het deksel van de olievulopening.
Neem het brandstoffilter van de olievulopening.
Reinig het filter met spiritus of ethanol.
Droog het filter met een zachte doek.
Plaats het filter terug in de olievulopening.
Plaats het deksel terug op de olievulopening.
Olieverversing
Motor warm laten lopen.
Olievuldop los schroeven.
Aftapschroef verwijderen en de olie in een daarvoor geschikte bak aftappen.
Dichtingen controleren en indien nodig, vervangen.
De aftapschroef terugplaatsen en met nieuwe olie vullen.
Olievuldop weer terugplaatsen.
Veiligheidsinstructies voor inspectie en onderhoud
Enkel een regelmatig onderhouden en een goed verzorgde machine kan een tot tevredenheid werkend
hulpmiddel zijn. Onderhoud- en verzorgingsgebreken kunnen tot onvoorziene ongevallen en letsels leiden.
Inspectie- en onderhoudsschema
Tijdsinterval
Beschrijving
Voor elk gebruik:
Na 1 maand en na 6
maanden
Elke 3 maanden/
50 bedrijfsuren
Elke 6 maanden
Elke 12 maanden
Voor elk gebruik:
Voor elk gebruik:
Kabel los.
Oliestand van de motorolie controleren.
Motorolie verversen.
Luchtfilter reinigen of vernieuwen, indien nodig.
Brandstofkraan en filter reinigen; indien nodig, vervangen.
De ventielafstand controleren en eventueel instellen.
Brandstofkraan en slang op scheuren en andere beschadigingen controleren; indien
nodig, vervangen.
Uitlaatinstallatie op gaten controleren; indien nodig, afdichten, resp. onderdelen
2.
Druk de overlastbeveiliging voor de gebruikte uitgang.
3.
Controleer de bedrading.
4.
Controleer of een kortsluiting of een overbelasting aanwezig is.
Eventuele
overige details
Bij afgekoelde
motor