4.7.2 Macrophotographie (photographie
rapprochée)
Pour compenser l'erreur de parallaxe, le réflecteur
principal est orientable vers le bas d'un angle de -7°.
Pour l'abaisser, appuyer sur le bouton de déverrouilla-
ge du réflecteur puis basculer ce dernier vers le bas.
En macrophotographie, il faut veiller à respecter une
certaine distance au sujet pour éviter une surexposition.
La distance d'éclairage minimale est d'environ
10 % de la portée affichée sur l'écran ACL du
mecablitz. Or, comme le flash n'affiche pas de
portée lorsque le réflecteur est basculé vers le
bas, on se basera sur la portée affichée par le
mecablitz lorsque le réflecteur se trouve en
position normale.
4.8 Synchronisation du flash
4.8.1 Synchronisation normale (Fig. 22)
En synchronisation normale, le mecablitz est
déclenché au début du temps de pose (synchroni-
sation sur le 1er rideau). La synchronisation nor-
male est le mode de fonctionnement standard et
est effectuée par tous les reflex. Elle convient pour
la majorité des prises de vue au flash. Suivant le
mode sélectionné, l'appareil photo est commuté
sur la vitesse de synchro flash, en général com-
prise entre 1/30e s et 1/125e s (voir le mode
d'emploi du reflex). Ce mode de synchronisation
n'exige pas de réglage sur le mecablitz et n'y est
pas signalé de façon particulière.
4.8.2 Synchronisation sur le 2ème rideau
(mode REAR) (Fig. 23)
Certains appareils photo offrent la possibilité de syn-
chroniser sur le 2ème rideau (mode REAR). Dans ce
cas, l'éclair n'est déclenché que sur la fin du temps
de pose. La synchronisation sur le second rideau ne
produit de l'effet que pour les prises de vue avec
temps de pose long (supérieur à 1/30e de seconde)
et pour des sujets animés portant une source lumi-
neuse, car la source lumineuse mobile laisse alors
derrière elle une traînée, contrairement à ce qui est
le cas pour la synchronisation sur le premier rideau
où la "traînée" précède la source lumineuse. La syn-
chronisation sur le second rideau permet donc de
rendre avec naturel les sujets lumineux animés ! Sui-
vant le mode sélectionnée sur l'appareil photo, celui-
ci réglera un temps de pose plus long que celui cor-
respondant à sa vitesse de synchro.
4.7.2 Dichtbijopnamen / macro-opnamen
Om parallaxfouten weg te werken kan de reflec-
tor van de flitser met een hoek van -7° naar bene-
den worden gezwenkt. Druk daarvoor op de ont-
grendelknop van de reflector en zwenk de
reflector naar beneden.
Bij opnamen in het dichtbijgebied moet u er op letten
dat er bepaalde minimumafstanden moeten worden
aangehouden om overbelichting te voorkomen.
De minimumafstand bedraagt ong. 10 procent
van de in het LC-display aangegeven reikwijdte.
Daar er bij een naar beneden gezwenkte reflec-
tor in het LC-display geen reikwijdte wordt aan-
gegeven, moet u zich orienteren aan de reik-
wijdte die de mecablitz aangeeft, als de
reflector zich in zijn normale stand bevindt.
4.8 Flitssynchronisatie
4.8.1 Normale synchronisatie (Afb. 22)
Bij de normale synchronisatie wordt de mecablitz
ontstoken zodra de sluiter geheel openstaat (syn-
chronisatie bij het open zijn van de sluiter). De
normale synchronisatie is de standaardfunctie en
wordt door alle camera's uitgevoerd. Hij is voor
de meeste flitsopnamen geschikt. De camera
wordt, afhankelijk van de erop ingestelde functie
naar de flitssynchronisatietijd omgeschakeld.
Gebruikelijk zijn tijden tussen 1/30 s. en 1/125 s.
(zie de gebruiksaanwijzing van de camera). Op
de mecablitz vindt geen instelling of aanduiding
voor deze functie plaats.
4.8.2 Synchronisatie bij het dichtgaan van
de sluiter (REAR-functie) (Afb. 23)
Sommige camera's bieden de mogelijkheid tot synchro-
nisatie bij het dichtgaan van de sluiter (REAR-functie).
Hierbij wordt de mecablitz pas ontstoken op een
moment aan het einde van de belichtingstijd. Dit is
vooral van belang bij opnamen met lange belichtings-
tijden (langer dan bijv. 1/30 seconde) en bewegende
onderwerpen met een eigen lichtbron, omdat de bewe-
gende lichtbronnen dan een „lichtstaart" achter zich
aan trekken in plaats van die voor zich uit te werpen,
zoals dat bij de normale synchronisatie het geval is. Met
de synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter wordt
bij bewegende lichtbronnen op deze manier een „natu-
urlijker" weergave verkregen! Afhankelijk van de erop
ingestelde functie stuurt de camera langere belichtingsti-
jden dan de flitssynchronisatietijd aan.
39