Waterleidingen met mengkraan aanbrengen
Afb. B
Verbind de warmwater-hoekaansluiting (3) met de warmwater-
aansluiting van de kranen. Verbind het koudwater-aansluitstuk
(4) met de koudwater-aansluiting van de kranen resp. met de
dompelpomp (16).
Bedieningspaneel
Bij gebruik van voertuig- resp. fabriekspecifieke bedie-
ningspanelen moet de elektrische aansluiting volgens
de Truma aansluitpuntbeschrijvingen plaatsvinden. Iedere
wijziging van de bijbehorende Truma-onderdelen leidt tot
een verval van de garantie alsook tot uitsluiting van garantie-
claims. De inbouwer (fabrikant) is voor een gebruiksaanwijzing
voor de gebruiker alsook voor de bedrukking van de bedie-
ningspanelen verantwoordelijk!
Afb. D
Let er bij de plaatskeuze op dat het bedienings paneel (17)
niet aan directe warmtestraling mag worden blootgesteld.
De lengte van de aansluitkabel (18) bedraagt 2,5 m.
Is een verzonken montage van de bedienings paneel niet
mogelijk, levert Truma desgewenst een opbouwframe
(19 – art.-nr. 40000-52600) als toebehoren.
Gat Ø 55 mm boren. De kabel naar achteren doorvoeren en
het bedieningspaneel (17) met 4 schroeven (20) bevestigen.
Vervolgens afdekframe (21) opsteken en de kabel naar de
therme verleggen.
Voor optische afsluiting van de afdeklijst (21) levert
Truma zijdelen (22) in 8 verschillende kleuren. Vraag
uw leverancier.
26
Elektrische aansluiting 230 V
De elektrische aansluiting 230 V mag alleen door een
vakman (in Duitsland bijv. volgens VDE 0100, deel 721
of IEC 60364-7-721) worden uitgevoerd. De hier gegeven
instructies zijn niet bedoeld om de leek aan te zetten de aan-
sluiting zelf te doen, maar dienen als extra informatie voor de
vakman die de aansluiting moet uitvoeren!
De verbinding met het net vindt door middel van een kabel
3 x 1,5 mm
2
(b.v. slangleiding HO5VV-F) aan een verdelerdoos
(niet tot de leveringsomvang behorend) plaats. Een aansluitka-
bel met netstekker is niet geoorloofd.
Houd bij het aansluiten rekening met de kleuren!
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet bij de
inbouw een scheidingsvoorziening met een contact-afstand
van minstens 3,5 mm voor een totaal polige scheiding ten
opzichte van het net aanwezig zijn.
Monteer de contactdoos (afb. A: 23) zo dicht mogelijk in de
buurt van het apparaat op de vloer van het voertuig of aan de
wand (kabellengte 150 cm).