1. Breng de sensor alleen aan op de achterkant van uw bovenarm. Breng een
sensor niet op littekens, moedervlekken, striemen of knobbels aan. Kies een
plek op de huid die in het algemeen vlak blijft (niet wordt gebogen of geplooid)
tijdens uw normale dagelijkse activiteiten. Kies een plaats met een afstand van
minstens 2,5 cm (1 inch) tot een injectieplaats voor insuline. Om ongemak of
huidirritatie te voorkomen, dient u een andere plaats te kiezen dan de plaats
die het laatst is gebruikt.
2. Was de plek waar de sensor wordt aangebracht met gewone zeep, droog deze
af en reinig de plek vervolgens met (een) alcoholdoekje. Dit zorgt voor
verwijdering van vettige stoffen waardoor de sensor niet goed vast zou kunnen
blijven zitten op de huid. Laat, voordat u verdergaat, de plek aan de lucht
drogen.
ART44910-001_rev-A 11:52am 26-OCT-21