Het apparaat leren kennen
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor verschillende kookplaten.
Op pagina 2 vindt u een typenoverzicht met informatie over
afmetingen.
Het bedieningspaneel
%HGLHQLQJVYODN YRRU
Bedieningsvlakken
Wanneer u een symbool aanraakt, wordt de betreffende functie
geactiveerd.
De kookzones
Kookzone
Kookzone met één ring
$
Kookzone met twee ringen
ð
Inschakelen van de kookzone: de betreffende indicatie is verlicht.
Restwarmte-indicatie
De kookplaat heeft voor elke kookzone een restwarmte-
indicatie met twee standen.
Verschijnt er een
op het display, dan is de kookzone nog
•
heet. U kunt bijv. een klein gerecht warmhouden of couverture
Kookplaat instellen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de kookzones kunt instellen. In de
tabel vindt u kookstanden en bereidingstijden voor
verschillende gerechten.
Kookplaat in- en uitschakelen
U schakelt de kookplaat met de hoofdschakelaar in en uit.
Inschakelen: raak het symbool
hoofdschakelaar is verlicht. De kookplaat is klaar voor gebruik.
Uitschakelen: raak het symbool
de hoofdschakelaar verdwijnt. Alle kookzones zijn
uitgeschakeld De restwarmte-indicatie blijft aan totdat de
kookzones voldoende zijn afgekoeld.
Aanwijzing: De kookplaat schakelt automatisch uit wanneer
alle kookzones langer dan 20 seconden uitgeschakeld zijn.
28
) NLQGHUVORW
%HGLHQLQJVYODN YRRU
KRRIGVFKDNHODDU
%HGLHQLQJVYODN YRRU
UHJHOLQJ NRRNVWDQG
In- en uitschakelen
Het symbool
aan. De indicatie boven de
#
#
aan tot de indicatie boven
,QGLFDWLHV YRRU
NRRNVWDQG³É
UHVWZDUPWH ¤
JHUHHGKHLG YRRU EHGULMI ¯
%HGLHQLQJVYODN YRRU
DFWLYHULQJ WLPHU
HQ LQVWHOOLQJ
WLPHU
Aanwijzingen
De instellingen blijven onveranderd wanneer u meerdere
■
velden tegelijk aanraakt. U kunt dan overgekookt eten in het
instelbereik wegvegen.
Houd de bedieningsvlakken altijd droog. Vocht heeft een
■
nadelige invloed op de werking.
aanraken
ð
smelten. Koelt de kookzone verder af, dan verandert de
indicatie in
. De indicatie verdwijnt wanneer de kookzone
œ
voldoende afgekoeld is.
Kookzone instellen
Met de symbolen + en - stelt u de gewenste kookstand in.
Kookstand 1 = laagste vermogen
Kookstand 9 = hoogste vermogen
Elke kookstand heeft een tussenstand. Deze is aangeduid met
een punt.
%HGLHQLQJVYODN YRRU
Í NRRN]RQH PHW
WZHH ULQJHQ
ZULMIEHYHLOLJLQJ