Télécharger Imprimer la page

Güde GMP 50.25 Traduction Du Mode D'emploi D'origine page 33

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 16
De benzinemotorpomp mag enkel in
overstromingsveilige gebieden gebruikt worden.
Voor iedere inbedrijfstelling moet er zorgvuldig op gelet
worden dat de pomp veilig en stabiel opgesteld is. Zorg
altijd voor een vlakke ondergrond, anders zou de
beveiliging voor lage oliestand geactiveerd kunnen worden
die het starten onmogelijk maakt. De benzinemotorpomp
mag enkel in overstromingsveilige gebieden gebruikt
worden.
Kies de opstelplaats zodanig dat eventueel lekkende
brandstof of motorolie geen schade kan veroorzaken. Bij
gebruik in vijvers, zwembaden, sloten, beken en of
dergelijke plaatsen dient de pomp tegen het gevaar van
omvallen geborgd te worden.
Onderwerp de benzinemotorpomp voor iedere
inbedrijfstelling aan een visuele controle. Let op juiste
plaatsing van alle schroeven en de perfecte staat van alle
aansluitingen. Een beschadigd apparaat mag niet gebruikt
worden.
Brandstof en tanken/motorolie
De benzinemotorpomp wordt met benzine
aangedreven. Gebruik uitsluitend de brandstofsoort die bij
de technische gegevens genoemd is.
Tijdens het tanken mag niet gerookt worden en
open vuur mag niet in de buurt zijn. Adem de dampen niet
in.
Benzine en motorolie zijn giftige stoffen. Slik geen
benzine of motorolie in en adem de dampen niet in. Vermijd
elk direct contact van benzine of motorolie met de huid,
ogen en uw kleding.
Vul geen brandstof bij een draaiende motor. Zet voor het
tanken de pomp altijd uit en laat het apparaat minimaal vijf
minuten afkoelen. Bij het tanken moet het apparaat zich op
een vlakke ondergrond en in verticale positie bevinden om
morsen of lekkage van brandstof te voorkomen. Tank in
een goed geventileerde omgeving. Neem de eventueel
gemorste benzine volledig af voordat de motor wordt
gestart.
Tijdens het tanken mag niet gerookt worden en open vuur
mag niet in de buurt zijn. Adem de dampen niet in.
Controleer voor iedere inbedrijfstelling de
oliestand (zie „Olievervanging en oliecontrole")
Vullen van de pomp met water, resp. ontluchting van
het systeem
Vul het pomphuis door de vulopening met water. Controleer
dat er geen doorsijpelingsverliezen optreden. Sluit de
vulopening weer luchtdicht af. Aanbevelingswaard – niet
absoluut noodzakelijk – is bovendien het vullen van de
aanzuigleiding met water.
De benzinemotorpomp is zelfaanzuigend. Dit betekent dat
voor de inbedrijfstelling alleen het pomphuis en niet
absoluut ook de aanzuigleiding met water gevuld moet
worden. Bovendien wordt de pomp in dat geval enkele
minuten langer gebruikt om de te verpompen vloeistof aan
te zuigen. De aanvullende vulling van de aanzuigleiding
vergemakkelijkt en versnelt de eerste aanzuiging
aanzienlijk. Als de aanzuigleiding niet met vloeistof wordt
gevuld, zal het mogelijk nodig zijn tijdens de inbedrijfstelling
het pomphuis meerdere malen te vullen. Dit is afhankelijk
van de lengte en de diameter van de aanzuigleiding.
Open een eventueel aanwezige vergrendelvoorzieningen in de
drukleiding (bijv. waterkraan), zodat de lucht bij de aanzuiging
kan ontsnappen.
Starten van de motor
Voor het starten van de motor moet de benzinekraan (afb.
A/19) geopend worden. Stel de ontstekingsonderbreker (afb.
A/10) op ON, de chokehendel (afb. A/15) op de startpositie en
de keuzehendel voor prestatie (afb. A/12) op volgas.
Aansluitend moet meermaals krachtig aan het startkoord (afb.
A/11) getrokken worden, tot de motor start. Stel vervolgens de
chokehendel (afb. A/15) langzaam in de gebruikspositie. Zodra
de motor loopt, begint de aanzuiging. Laat tijdens deze
voortgang de keuzehendel voor prestatie (afb. A/12) op volgas
ingesteld. Als de vloeistof gelijkmatig en zonder luchtbellen
wordt verpompt, is de aanzuiging afgesloten en het systeem
ontlucht. De keuzeregelaar voor prestatie (afb. A/12) kan nu
aan de individuele behoeften aangepast worden.
Gebruik
De benzinemotorpomp mag niet met een gesloten
aftappunt gebruikt worden.
De pomp mag niet duurzaam zonder water gebruikt
worden. Bij zo genoemd drooglopen – gebruik van de pomp
zonder water te verpompen – kunnen aanzienlijke schaden aan
het apparaat ontstaan.
De benzinemotorpomp en het gehele leidingsysteem
dienen voor vorst en weersinvloeden beschermd te worden.
Brandbare stoffen en voorwerpen, licht ontvlambare of
explosieve vloeistoffen dienen tijdens het gebruik ver van de
pomp gehouden te worden. Plaats geen voorwerpen op de
motor.
Bij draaiende motor mag geen brandstof of motorolie
bijgevuld worden. Schakel voor het tanken de pomp uit.
Tijdens het gebruik worden onderdelen van de
benzinemotorpomp – bijvoorbeeld de uitlaat en zijn afdekking –
zeer warm. Om verwondingen door verbranding te voorkomen
mag het apparaat tijdens het gebruik en na het uitschakelen tot
zijn afkoeling alleen op speciaal daarvoor aangewezen plaatsen
– zoals bij schakelaars of handgrepen – aangeraakt worden.
In de eerste 20 bedrijfsuren van een nieuw apparaat, moet de
motor niet op volle capaciteit gebruikt worden. Aanbevolen
tijdens deze tijd is het gebruik met tweederde van het mogelijke
toerental. Volgas gebruik is in deze inloopperiode uitsluitend
kortstondig tot maximaal 10 minuten toegelaten – zoals bij de
inbedrijfstelling betreffende de aanzuiging.
Uitschakelen van de motor
Stel de keuzeregelaar voor prestatie (afb. A/12) op stand gas
en aansluitend de onstekingsonderbreker (afb. A/10) op OFF..
De inlaat van de pomp is met een klep uitgerust, die na het
uitschakelen van de pomp voorkomt dat water uit het pomphuis
weg loopt. Deze terugstroomklep zorgt voor een verkorte
aanzuigtijd bij de volgende start. Bovendien hoeft daardoor bij
een nieuwe start van de pomp geen water in het pomphuis
aangevuld te worden.
Beëindiging van het gebruik

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

94505