Aansluiten van kabelbundel, montage besturingstoestel
1.
Sluit de minpool van de accu af.
2.
De bekleding van de achterwielbeschermer en de twee achterlichten afnemen.
De vloerbedekking van de kofferruimte opklappen.
3.
De blinde stoppen uit de in het midden gelegen kabeldoorvoer in de kofferruimtebodem
verwijderen (40 mm).
4.
Het contactdoos-uiteinde van de kabelstreng door de boring naar de contactdooshouder
heenleiden. De doorvoerhuls en de contactdoosafdichting op de kabelstreng aanbrengen, de
huls in het doorvoergat plaatsen en de contactdoos volgens het bedradingsschema aansluiten.
Het binnenste deel met het contactdooshuis verbinden, de contactdoosafdichting plaatsen en
met de meegeleverde schroeven aan de houder vastschroeven. Controleer of de afdichtingen
goed bevestigd zijn.
5.
De kabelstreng in de kleuren grijs/rood en rood/groen langs de laadrand van de kofferbak naar
het rechter achterlicht heenleiden.
De kabelbundel met de kleuren geel, grijs/zwart en de stekker voor het besturingstoestel langs
de laadrand van de kofferruimte naar het linkerachterlicht brengen.
6.
Trek de stekkers van de achterlichten eruit en steek de stekker van de elektrische installatie op
de achterlichten. Sluit de stekkers van de voertuigkabelstreng via adapters op de juiste bussen
van de elektrische installatie aan.
7.
De bruine en bruin/witte massakabel met het ringoog aan de voertuigmassa in de linker
kofferruimtehoek bevestigen.
8.
De enige groene kabel wordt aan de rechterkant op de zwartblauwe kabel van het terugrijdlicht
aangesloten. Hiervoor wordt een blauwe klemverbinding gebruikt (maakt deel uit van het pakket
accessoires).
Het hangt van het modeljaar af of de twee overige kabels (blauw en grijs) vanuit het midden:
Variant A naar links, model tot ca. 9/97 met 2 en 8-voudige steekverbinding links, of
Variant B naar rechts, modellen vanaf 10/97 met steekverbinding rechts onder de lamp heen
worden geleid.
Bij variant A de 2-voudige stekkerbrug splitsen en de blauwe kabel van de elektrische installatie
met de grijs/witte kabel van de kabelstreng van de voertuigschakelaar mistachterlicht en de
grijze kabel van de elektrische installatie met de grijs/witte kabel naar de mistachterlichtlamp
verbinden.
Bij variant B de grijs/witte kabel bij de steekverbinding rechts onder het achterlicht splitsen en
de blauwe kabel van het elektrisch systeem met de kabel die naar de schakelaar van het mist-
achterlicht voert verbinden en de grijze kabel met het kabeluiteinde naar het mistachterlicht
verbinden.
9.
De witte 12-polige stekker in het besturingstoestel steken en de eenheid op een geschikte plek
aan de linker zijwand met klittenband vastzetten.
NL
33