Apparaat draadloos verbinden
WAARSCHUWING
In toepassingen waarbij apparaten van de categorie
1G/M1, resp. EPL Ga/Ma vereist zijn (zone 0), moeten
intensieve elektrostatische oplaadprocessen worden
vermeden!
WAARSCHUWING
Er mogen niet meer dan 25 Dräger X-zone 5000 in een
draadloos netwerk worden verbonden, anders kan de
beveiligde verbinding en het doorsturen van het alarm
niet meer worden gegarandeerd.
VOORZICHTIG
FCC en IC:
Dit toestel voldoet aan de vereisten volgens par. 15
van de FCC-bepalingen. Voor de werking moeten de
volgende voorwaarden in acht worden genomen:
– het toestel mag geen schadelijke interferentie ver-
oorzaken en
– moet ontvangen interferenties accepteren, hoewel
dit kan leiden tot functiestoringen.
Toestellen waaraan wijzigingen worden aangebracht
die niet uitdrukkelijk door Dräger zijn goedgekeurd,
mogen niet worden gebruikt door de gebruiker.
De met deze mobiele transmitter gebruikte interne /
externe antennes mogen niet worden gebruikt in de
buurt van of in combinatie met andere antennes of
transmitters. Personen moeten een minimumafstand
van 20 cm tot de antennes in acht nemen. Dit toestel
en de bijbehorende antenne mogen niet worden ge-
bruikt in de buurt van of in combinatie met andere an-
tennes of transmitters.
AANWIJZING
De apparaten bouwen in ingeschakelde toestand auto-
matisch de draadloze verbinding op.
Er kunnen max. 25 apparaten per draadloze verbinding
in een netwerk worden verbonden.
Het bereik van de draadloze verbinding bedraagt
max. 100 m in een industriële omgeving (storingen van
buitenaf kunnen het bereik verminderen).
De apparaten kunnen als ketting-, ster-, of ringtopologie
worden gebruikt binnen het netwerk. Daarbij kunnen
een open draadloos netwerk of onafhankelijke draadlo-
ze netwerken worden aangelegd. Alle apparaten die
zich in het bereik van het draadloze netwerk bevinden,
zijn automatisch verbonden.
128
Open draadloos netwerk (standaardconfiguratie):
Bij een open draadloos netwerk kan een willekeurig
aantal (max. 25) Dräger X-zone 5000 worden toege-
voegd aan een draadloos netwerknummer of hieruit
worden verwijderd.
Onafhankelijke draadloze netwerken:
Als onafhankelijke draadloze netwerken zijn gewenst,
moeten voor de specifieke netwerken verschillende net-
nummers worden toegewezen (zie "Apparaat configure-
ren" op pagina 135).
Voorbeeld:
Er moeten twee onafhankelijke draadloze netwerken
met elk drie Dräger X-zone 5000 worden aangelegd.
Hiervoor worden met behulp van de PC software Dräger
CC-Vision de netnummers bij drie Dräger X-zone 5000
op NET:001 en bij drie andere Dräger X-zone 5000 op
NET:002 worden ingesteld.
Deelnetwerken:
1
3
1 Deelnetwerk 1
2 Deelnetwerk 2
3 bijv. stalen wand, muur, vrachtwagen, etc.
Deelnetwerken ontstaan door een ongewenste opdeling
van het open draadloze netwerk in twee of meer draad-
loze netwerken. Dit kan gebeuren als de gebruiker twee
ingeschakelde Dräger X-zone 5000 (met identiek net-
werknummer) bij zich heeft. De apparaten hebben daar-
door onder elkaar een continue draadloze verbinding
(LED voor dataoverdracht brandt groen). De gebruiker
kan hierdoor niet meer herkennen of de draadloze ver-
binding al is opgebouwd met de reeds geplaatste appa-
raten. Om deelnetwerken te vermijden, moeten de
Dräger X-zone 5000 altijd achtereenvolgens worden ge-
plaatst en ingeschakeld.
2