OPSTELLING
dens het bedrijf. Er volgt direct een uitschakeling
als de ingestelde nominale stroom overschreden
wordt.
AANWIJZING
Bij de aansluiting van draaistroommotoren
gebeurt eveneens een uitschakeling na 10 s als
de nominale stroom tijdens het bedrijf onder
300 mA daalt!
Na elke uitschakeling moet de fout met de re-
set-toets worden bevestigd.
De motorbeveiliging moet worden ingesteld op de
toegekende stroom volgens het typeplaatje.
De gewenste nominale stroom wordt via de
DIP-schakelaars 1-5 ingesteld. De kleinste
stroomwaarde bedraagt 1,5 A, hierbij zijn alle
DIP-schakelaars in de stand "OFF". Door het
inschakelen van de verschillende DIP-schakelaars
(stand "ON") verhoogt de stroomwaarde met de
waarde van de betreffende DIP-schakelaar.
DIP-schakelaars
1
Stroomwaarde
0,5 A
1,0 A
Voorbeeld: benodigde nominale stroom 7,5 A
1,5 A + 2,0 A (DIP-schakelaar 3) + 4,0 A
(DIP-schakelaar 5) = 7,5 A
5.4.5. Aansluiting van de bewaking van de wikkelings-
temperatuur
Voor de temperatuurbewaking kunnen bimetaal-
sensoren aangesloten worden.
De bewaking is zelfbevestigend, d.w.z. dat na het
afkoelen van motorwikkeling de fout automatisch
teruggezet wordt en de led uitgaat!
Sluit de aders aan de klemmen 1 en 2 (WSK) van
de klemmenstrook aan.
AANWIJZING
• Er mag geen vreemde spanning aangelegd
worden!
• Bij de aansluiting van een wikkelingsbewaking
moet de af fabriek aangebrachte brug verwij-
derd worden!
5.4.6. Aansluiting signaalgever voor niveaudetectie
De niveaudetectie wordt via een vlotterschakelaar
gerealiseerd. De aansluiting van niveausensoren
en elektroden is niet mogelijk!
De kabeleinden van de door de klant geplaatste
leiding door de kabelschroefverbindingen inbren-
gen en bevestigen.
Sluit de aders aan de klemmen 3 en 4 (GL) van de
klemmenstrook aan.
AANWIJZING
Er mag geen vreemde spanning aangelegd
worden!
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Control MS-L 1x4kW
2
3
4
5
2,0 A
3,0 A
4,0 A
5.4.7. Aansluiting hoogwaterbeveiliging
Via een vlotterschakelaar kan een hoogwater-
alarm gerealiseerd worden. Enerzijds vindt een
optische (led) en akoestische (zoemer) waar-
schuwingsmelding plaats, anderzijds vindt er een
gedwongen inschakeling van de pomp plaats.
Verder is de SSM actief.
De bewaking is zelfbevestigend, d.w.z. dat na
het dalen van het waterpeil, de fout automatisch
teruggezet wordt en de led uitgaat!
De kabeleinden van de door de klant geplaatste
leiding door de kabelschroefverbindingen inbren-
gen en bevestigen.
Sluit de aders aan de klemmen 5 en 6 (HW) van de
klemmenstrook aan.
AANWIJZING
• Er mag geen vreemde spanning aangelegd
worden!
• Als bijkomende beveiliging van de installatie
raden we altijd aan om voor een hoogwaterbe-
veiliging te zorgen.
5.4.8. Aansluiting verzamelstoringsmelding (SSM)
Via de desbetreffende klemmen staat een
potentiaalvrij contact voor externe meldingen
(bijv. claxon, flitslamp of alarmschakelkast) ter
beschikking.
• Contact: Wisselaar
• Klemmen: 7, 8, 9
• Min. schakelvermogen: 12 VDC, 10 mA
• Max. schakelvermogen: 250 VAC, 1 A
• Bij een alarm, bij spanningsuitval alsook bij een
uitgeschakelde hoofdschakelaar is het contact
tussen klem 8 en 9 gesloten.
De kabeleinden van de door de klant geplaatste
leiding door de kabelschroefverbindingen inbren-
gen en bevestigen.
Aders overeenkomstig de gewenste functie aan
de klemmen 7, 8 en 9 van de klemmenstrook
aansluiten.
GEVAAR door gevaarlijke elektrische span-
ning!
Voor deze functie wordt een vreemde span-
ning aan de klemmen aangelegd. Deze ligt ook
bij uitgeschakelde hoofdschakelaar aan de
klemmen aan! Er bestaat levensgevaar! Voor
alle werkzaamheden moet de spanningsvoor-
ziening van de bron gescheiden worden!
5.4.9. Zoemer in-/uitschakelen
Bij een ingeschakelde zoemer worden waarschu-
wingsmeldingen bovenop de optische indicatie
ook akoestisch weergegeven.
De interne zoemer kan via de DIP-schakelaar 7
in- en uitgeschakeld worden:
• Stand "ON": zoemer aan
• Stand "OFF": zoemer uit (af fabriek)
Nederlands
111