Nederlands
15 Gebruiksvoorschriften
15.1
Gedurende de eerste bedrijfsu‐
ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐
ling niet onbelast met hoge toerentallen laten
draaien, om te voorkomen dat er tijdens de
inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende
de inloopfase moeten de bewegende delen op
elkaar inlopen – in de motor heerst een ver‐
hoogde wrijvingsweerstand. De motor levert zijn
maximale vermogen pas na 5 tot 15 tankvullin‐
gen.
15.2
Tijdens de werkzaamheden
De motor nog even stationair laten draaien als hij
voordien lange tijd onder vollast heeft gedraaid,
tot de meeste warmte door de koelluchtstroom is
afgevoerd. Dit om te voorkomen dat de compo‐
nenten op de motor (ontstekingssysteem, carbu‐
rateur) door warmteophoping te zwaar worden
belast.
15.3
Na het werk
Als het werk even wordt onderbroken: de motor
laten afkoelen. Het apparaat met lege benzine‐
tank op een droge plaats, niet in de buurt van
ontstekingsbronnen, opbergen tot het moment
dat het apparaat weer wordt gebruikt. Bij langdu‐
rige stilstand – zie "Apparaat opslaan".
92
16 Luchtfilter reinigen
16.1
Als het motorvermogen merk‐
baar afneemt
1
► Chokeknop in stand g plaatsen
► Lip (1) indrukken en het filterdeksel (2) weg‐
kantelen
► Het grove vuil rondom het filter verwijderen
4
15 Gebruiksvoorschriften
2
3
0458-233-9421-H