ingedrukt te houden tot de gewenste
manchetdruk bereikt is. Deze moet ca.
30 mmHg boven de systolische waarde
liggen.
Belangrijk: tijdens de volledige duur
van de meting mag u zich niet
bewegen en niet praten.
Terwijl de druk uit de manchet weg-
loopt, worden in het display het hart-
symbool en de dalende manchetdruk
getoond.
Een geluidssignaal geeft aan dat de
meting voltooid is. In het display ver-
schijnen gelijktijdig de systolische en
de diastolische bloeddruk, met daar-
onder de polsslag (zie afb.).
Boven de meetwaarden verschijnen de
tijd en links het symbool M1 of M2.
M1 staat voor de meetwaarden van de
eerste persoon. Onder M2 kunnen de
gegevens van een tweede persoon
worden opgeslagen. Zolang het meetre-
sultaat in beeld is, hebt u de mogelijk-
heid om de waarden, door indrukken
van de M1- of de M2-toets, aan een
van de twee personen toe te wijzen. Als
de waarde niet wordt toegewezen,
wordt deze automatisch opgeslagen bij
de persoon wiens symbool in het display
staat.
Om het apparaat uit te schakelen drukt
u op de START/STOP-toets. Mocht u dit
vergeten, wordt het apparaat na drie
minuten automatisch uitgeschakeld.
Als u de meting om wat voor reden dan
ook wilt onderbreken, drukt u gewoon
op de START/STOP-toets. Het pompen
of meten wordt stopgezet en de druk
wordt automatisch afgelaten.
8. Geheugenfunctie
Om het geheugen op te roepen, drukt
u in uitgeschakelde toestand op de
memory-toets. Voor de meetwaarden
van de eerste persoon drukt u op M1,
voor de tweede persoon op M2. In het
display verschijnt het bijbehorende
symbool M1 of M2. Eerst wordt het
gemiddelde van alle opgeslagen waar-
den van de betrokken persoon weerge-
geven. In het display ziet u een „A"; het
getal rechts boven geeft aan, uit hoe-
veel metingen het gemiddelde berekend
is (zie afb.).
47
Nederlands