6. Tijdens het transport moet het apparaat tegen
wegslippen en kantelen worden beveiligd.
7. Let op dat bij het tanken geen brandstof op de
motor of in de uitlaat wordt gemorst.
8. Reparatie- en instelwerkzaamheden mogen uit-
sluitend door geautoriseerd vakpersoneel wor-
den uitgevoerd.
9. Raak geen mechanisch bewegende of hete on-
derdelen aan. Verwijder geen veiligheidsafdek-
kingen.
10. Bij de technische gegevens onder geluidsvermo-
genniveau (L
) en geluidsdrukniveau (L
wA
gegeven waarden geven een emissieniveau weer
en hoeven niet persé veilige werkniveaus te zijn.
Aangezien een samenhang bestaat tussen de
emissie- en immissieniveaus, kan deze niet be-
trouwbaar voor het bepalen van eventuele ver-
eiste aanvullende voorzorgsmaatregelen worden
gebruikt. Invloedfactoren op het actuele immis-
sieniveau van de arbeid, sluiten de eigenschap-
pen van de werkruimte, andere geluidsbronnen,
enz. zoals bijv. het aantal machines en ande-
re naastgelegen processen en tijdmarge dat een
gebruiker aan het lawaai wordt blootgesteld, uit.
Bovendien kan het toegestane immissieniveau
per land verschillen. Deze informatie zal voor de
exploitant van de machine de mogelijkheid geven
om een betere inschatting van de risico's en ge-
varen uit te voeren.
11. Steek nooit voorwerpen door de ventilatiesleu-
ven. Dit geldt ook als het apparaat is uitgescha-
keld. Het niet in acht nemen kan tot letsel of
schade aan het apparaat leiden.
12. Houd het apparaat vrij van olie, vuil en andere
verontreinigingen..
13. Controleer of de geluidsdemper en het luchtfilter
conform de voorschriften functioneren. Deze on-
derdelen dienen als vlamvertrager bij een vlamin-
slag
14. Schakel de motor uit:
• Altijd als u de machine verlaat
• Voor het bijvullen van brandstof
15. Gebruik nooit de choke om de motor te stoppen.
5.4 Veiligheidsfuncties van de kettingzaag
(afb. 1))
2 ZAAGKETTING MET GERINGE TERUGSLAG
helpt u met speciaal ontwikkelde veiligheidsinrichtin-
gen terugslagkrachten te beperken en deze beter op
te vangen.
5 KETTINGREMHENDEL / VOORSTE HANDBE-
VEILIGING beschermt de linker hand van de bedie-
ningspersoon, als deze bij een draaiende ketting-
zaag van de voorste handgreep glijden.
140 | NL
www.scheppach.com / service@scheppach.com / +(49)-08223-4002-99 / +(49)-08223-4002-58
5 KETTINGREM is een veiligheidsfunctie om letsel
te beperken als gevolg van terugslagen, doordat een
draaiende zaagketting in milliseconden kan worden
gestopt. Deze functie kan met de KETTINGREM-
HENDEL worden geactiveerd.
11 VEILIGHEID-BLOKKEERTOETS voorkomt een
onvoorzien hoger motortoerental. De gashendel (19)
kan niet worden ingedrukt, zo lang de veiligheidsver-
grendeling is ingedrukt.
) aan-
10 STOPSCHAKELAAR activeert een direct stop-
pA
pen van de motor. Voor het starten of opnieuw star-
ten van de motor moet de stopschakelaar in de posi-
tie „I" worden ingedrukt.
16 KETTINGBEVEILIGING wordt bij een stilstaande
motor geplaatst en voorkomt het risico op snijwon-
den door de kettingtanden.
20 KETTINGVANGER vermindert het gevaar voor
letsel als de zaagketting tijdens het gebruikt breekt
of uit de geleiding slipt. De kettingvanger is dusda-
nig vervaardigd dat deze een rondslingerende ket-
ting kan opvangen.
m WENK
Maak u met de kettingzaag en uw onderdelen ver-
trouwd.
5.5 Waarschuwingen voor kettingzagen
• Houd u bij een draaiende kettingzaag alle li-
chaamsdelen uit de buurt van de zaagketting.
Controleer voor het starten van de kettingzaag
of de zaagketting niets raakt. Tijdens werkzaam-
heden met een kettingzaag kan een moment onop-
lettendheid er toe leiden dat bekleding of lichaams-
delen door de zaagketting worden vastgegrepen.
• Kap met de kettingzaag geen boom, tenzij u hier-
voor bent opgeleid. Bij ondeskundig gebruik van een
kettingzaag bij een boom bestaat gevaar voor letsel.
• Let er tijdens het zagen op dat een onder span-
ning staande tak, zal terugveren. Als de spanning
in de houtvezels vrijkomt, kan de onder spanning
staande tak de gebruiker raken en/of de ketting-
zagen kan zijn controle verliezen.
• Wees met name voorzichtig bij het zagen van
kreupelhout en jonge boompjes. Het dunne ma-
teriaal kan in de zaagketting verstrikt raken en op
u slaan of u uit evenwicht brengen.
• Draag de kettingzaag aan de voorste hand-
greep met stilstaande zaagketting en een naar
achteren gerichte geleidingsrail. Bij transport
of het bewaren van de kettingzaag altijd de
afdekking van de geleidingsrail aanbrengen.
Zorgvuldige omgang met de kettingzaag beperkt
de waarschijnlijkheid op een onvoorzien aanraken
met de draaiende zaagketting.