Probleem
U kunt de kookplaat niet in-
schakelen of bedienen.
De oven wordt niet warm.
Het display van de oven/kook-
plaat toont een foutcode die
niet in deze tabel staat.
U kunt de kookplaat niet in-
schakelen of bedienen.
Het indicatielampje van rest-
warmte gaat niet aan.
U kunt de buitenste ring niet
inschakelen.
De vlam gaat meteen na de
ontsteking uit.
De oven wordt niet warm.
Het lampje brandt niet.
Stoom en condens slaan neer
op de gerechten en in de
ovenruimte.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De bereiding van de gerechten
duurt te lang of de gerechten
worden te snel gaar.
24
Mogelijke oorzaak
De zekering is doorgeslagen.
Er is een elektrische fout.
De zekering is doorgeslagen.
De zone is niet heet, omdat hij
slechts kortstondig is gebruikt.
Het thermokoppel is niet vol-
doende opgewarmd.
De oven is uitgeschakeld.
Het lampje is stuk.
Het gerecht heeft te lang in de
oven gestaan.
De klok is niet ingesteld.
De benodigde kookstanden
zijn niet ingesteld.
De temperatuur is te laag of te
hoog.
oplossing
Controleer of de zekering de
oorzaak van de storing is. Als
de zekeringen keer op keer
doorslaan, neemt u contact op
met een erkende installateur.
Schakel het apparaat uit via de
huiszekering of de veiligheids-
schakelaar in de zekeringkast
en schakel het apparaat dan
weer in.
Neem contact op met de klan-
tenservice wanneer de foutco-
de opnieuw wordt weergege-
ven.
Schakel de kookplaat opnieuw
in en stel de kookstand binnen
10 seconden in.
Als de kookzone lang genoeg
in werking is geweest om heet
te zijn, neemt u contact op met
de klantenservice.
Schakel eerst de binnenring in.
Na het ontsteken van de vlam,
de vlamontsteking circa 10
sec. ingedrukt houden.
Schakel de oven in.
Vervang het lampje.
Laat gerechten na het berei-
den niet langer dan 15 - 20
minuten in de oven staan.
Stel de klok in.
Zorg ervoor dat de instellingen
correct zijn.
Pas indien nodig de tempera-
tuur aan. Volg het advies in de
handleiding op.