9. Onderhoud
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefkoppelingen losraken.
Controleert u dus voor en na ELKE rit alle schroeven en spant u ze evt. aan.
a) Algemeen
Na bepaalde afstanden moeten - zoals de klantendienst bij een „echte" auto - verschillende onderhoudswerken en functiecontroles worden uitgevoerd om een
storingsvrij gebruik en lange rijvaardigheid te garanderen. Ook bij uw model is het nodig om regelmatig te controleren of de schroeven stevig vast zitten en of
beginnende schade werd hersteld. Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen.
Controleer voor onderhoud regelmatig:
• of de wielmoeren en alle schroefverbindingen nog stevig vastzitten; als u de schroeven opnieuw plaatst, moet u deze met borglak beschermen.
• of de servostuurhendel stevig op de servoas zit.
• de plaats en toestand van de brandstofslangen en de luchtfilter.
• Controleer of de slangverbindingen en het deksel van de tank dicht zijn.
• De installatie van de kabels.
b) Reiniging
Het model werd ontworpen voor de inzet op het terrein en is vaak heel vuil. Regelmatig reinigen behoudt de functie van het model.
• Verwijder het stof en vuil van het hele voertuig na het rijden. Gebruik hiervoor perslucht en / of een speciale sproeireiniger. Gebruik geen hogedrukreiniger!
• Over het algemeen is het bij een reinigingsbeurt dringend nodig dat de luchtfilter en de batterij- en ontvangerbox vb. met een plastic zak waterdicht worden
afgesloten of dat de accu en ontvanger worden verwijderd. Bovendien raden wij aan het model na een wasbeurt met perslucht te drogen.
• Let vooral op de lagers. Verwijder af en toe de wielen en verwijder stof en vuil van de kogellagers.
• Na de reiniging moeten de onderdelen die bewegen opnieuw gesmeerd worden.
• Verwijder na het smeren van de lagers de eruit lopende olie of het vet omdat zich hier bijzonder goed stof kan vastzetten.
• Reinig ook de koelribben van de koelkop regelmatig met een tandenborstel om een optimale warmteafvoer te waarborgen.
c) Remmen
De remvoeringen resp. de remschijven verslijten mettertijd. Hierdoor vermindert het remeffect omdat de maximale remdruk op de dikte van nieuwe voeringen en
remschijven ingesteld werd.
Wanneer u een falen van de remwerking opmerkt, controleert u de kracht van de remschijven en corrigeert u eventueel de positie van de stelringen aan de
remstuurstangen van de remmen.
d) Smeren
Alle bewegende en gelagerde delen moeten na elke reiniging en na elk gebruik met dunvloeibare smeerolie of spuitvet gesmeerd worden.
e) Brandstofsysteem en motor
• Er mogen geen verontreinigingen in de tank of de carburator en in geen geval in de motor terechtkomen. Dergelijke verontreinigingen kunnen storingen van
de verbranding bij volgas of een slecht stationair draaien tot gevolg hebben. In het slechtste geval veroorzaakt een vuiltje tussen glijlagerbus en zuiger het
blokkeren van de zuiger.
Monteer veiligheidshalve een brandstoffilter tussen de tank en de carburator om eventuele zwevende deeltjes uit de brandstof te filteren.
• Gebruik steeds verse brandstof en houd het deksel van de tank goed gesloten. Modelbrandstof absorbeert mettertijd vochtigheid uit de lucht. Deze vochtigheid
vermindert de prestaties van de brandstof en kan fouten bij het draaien van de motor en corrosie in de motor tot gevolg hebben.
• Ledig de tank als u het model meerdere dagen niet zult gebruiken. De vluchtige bestanddelen van de brandstof nitromethaan en methanol verdampen anders
en later olie achter, die zich afzet. Hierbij bestaat het gevaar dat brandstofleidingen, -filters, en carburatorsproeier kunnen verstoppen.
• Als u het rijden voor een dag stopzet, moet u de gloeikaars losschroeven en enkele druppels motorolie „After Run" (dunvloeibare smeerolie) in de cilinder
doen. Plaats de gloeiplug weer en draai het modelvoertuig enkele keren ondersteboven en heen en weer zodat de olie zich in de verbrandingsruimte kan
verspreiden. Op deze wijze wordt corrosie voorkomen.
96