2.9. HET ONDERBREKEN
VAN DE TRAINING
Indien u de training even wilt onderbreken drukt u eenmaal op
de STOP-toets om de band stil te zetten. De waarden en
resultaten van de training blijven voor een bepaalde tijd in het
geheugen. De aanwijzingen voor het instellen van deze tijd,
vindt u onder 2.4. VOORKEURINSTELLINGEN. Wanneer u de
training wil voortzetten, drukt u op de HAAS-toets, waarna de
band opnieuw zal gaan lopen, met dezelfde snelheid als
voorheen. De waarden en de resultaten van de onderbroken
training blijven van kracht. Verstreken tijd, afgelegde afstand
en calorieverbruik zullen worden berekend met inachtneming
van de bewaarde gegevens.
Indien de onderbreking langer duurt dan de geprogram-
meerde bewaartijd zullen de resultaten nog wel in het
geheugen blijven zodat u deze kunt bekijken, maar u kunt
dezelfde training niet meer voortzetten. U kunt de waarden
op nul stellen met RESET of ENTER.
LET OP! Laat de veiligheidspen van de noodstop in de sleuf
achter wanneer u de training onderbreekt omdat het anders
niet mogelijk is om dezelfde training voort te zetten.
2.10. HET BEËINDIGEN
VAN DE TRAINING
U kunt de looptrainer o.a. op de volgende manieren
stilzetten.
1.
Druk op de STOP-toets.
2.
Trek de pen van de noodstop uit de sleuf.
3.
Zet de snelheid op 0,0 km/u (of mph) met de toets
SCHILDPAD (SPEED SLOW).
4.
De band zal automatisch stoppen nadat een
geprogrammeerde training voltooid is.
NA IEDERE TRAINING
Om spierpijn en stijfheid te voorkomen is het goed om na
elke training even rustig uit te lopen en rek- en
strekoefeningen te doen.
Schakel de stroom uit via de hoofdschakelaar aan de
voorzijde van De trainer. Laat de veiligheidspen van de
noodstop niet in de sleuf achter.
Neem de stekker uit het stopcontact en verwijder het snoer
uit De trainer.
Berg het snoer op een veilige plaats op, buiten het bereik van
kinderen.
Veeg de looptrainer schoon met een vochtige doek. Gebruik
geen oplosmiddelen.
2.11. GEÏNSTALLEERDE
TRAININGSPROGRAMMA'S
In het geheugen van de looptrainer J 660 zijn 5 trainings-
programma's geïnstalleerd. Daarnaast heeft u de mogelijk-
heid om twee eigen programma's op te slaan (zie 2.13. HET
STARTEN EN OPSLAAN VAN EEN PROGRAMMA).
NL
De trainingsprogramma's kunnen op vijf verschillende
niveau's worden uitgevoerd, behalve het programma
"WANDELEN", dat slechts drie niveau's heeft. Bovendien
kunt u de snelheid en de hellinghoek ook nog tijdens de
training aanpassen.
PROGRAMMA 1: WANDELEN
Dit programma is uitermate geschikt om op te warmen en
om na de training uit te lopen. De snelheid is relatief laag en
de band blijft redelijk vlak. U kunt het programma op drie
verschillende niveau's uitvoeren, met lengtes van respec-
tievelijk 15, 20 en 25 minuten.
PROGRAMMA 2: TRIMMEN
Deze training dient om de functie van hart en bloedvaten en
de algemene conditie van de spieren te verbeteren. Dit
programma is ook geschikt voor het op peil houden van de
huidige conditie. De lengte varieert van 20 - 40 minuten,
afhankelijk van het niveau.
PROGRAMMA 3: HEUVELACHTIG TERREIN
Dit programma simuleert een tocht in heuvelachtig terrein,
met redelijk constante snelheid maar sterk wisselende
hellinghoeken. Het programma is bedoeld om het hart te
versterken en de opname en het transport van zuurstof te
verbeteren. De lengte varieert van 15-35 minuten, afhan-
kelijk van het niveau.
47