NL
1 Verwijder de borgring (10:M) en de buitenste
ring (10:N).
2 Installeer de bevestiging van de maaisyste-
emgroep (9:O).
De ring (10:N) met binnenrand moet
altijd in aanraking zijn met de bor-
gring Anders bestaat het risico dat hij
losraakt
3 Monteer de buitenste ring (10:N) en de bor-
gring (10:M).
4 Smeer de smeerpan van de bevestiging van
de maaisysteemgroep met behulp van een
vetspuit totdat er smeervet langs de steekas
naar buiten sijpelt.
Gebruik de schroeven (3:P) en de moeren (3:Q)
om het werktuig op de armen van de maaisyste-
emgroep (10:O) te monteren..
5 8
BANDENSPANNING
Zie voor de bandenspanning "0 TABEL TECHNI-
SCHE GEGEVENS"
5 9
ACCESSOIRES
Voor de montage van accessoires kijkt u in de
aparte montagehandleiding die bij iedere acces-
soire wordt geleverd.
Opmerking: In dit geval wordt de
maaisysteemgroep als een accessoire
beschouwd
6 BEDIENINGSELEMENTEN
6 1
PEDAAL
REEDSCHAPSBEVESTIGING (10:C)
Bediend met de hendel (10:C1), dient om de ac-
cessoires van de werkstand in de transportstand
te brengen.
• Transportstand: trap het pedaal helemaal in
en haal uw voet weg, het pedaal blijft omlaag
staan.
• Werkstand: druk op het pedaal en laat het
langzaam omhoog komen.
Schakel de transportstand niet in ter-
wijl het aangekoppelde accessoire in
werking is Hierdoor zou de aandrijfri-
em worden vernield
14
MECHANISCHE
NEDERLANDS
6 2
REM-KOPPELING-PARKEERREM
mod : [Gear] (11:B)
Gecombineerd rem-/koppelingspedaal. Het peda-
al (11:B) heeft de volgende drie standen:
rem is niet ingeschakeld.
Voor de helft ingetrapt Voorwaarts rijden
uitgeschakeld. Het is mogelijk om in een andere
versnelling te schakelen. De rem is niet ingescha-
keld.
Volledig ingetrapt Voorwaarts rijden uitgescha-
keld. De rem is compleet ingeschakeld.
U mag de rijsnelheid niet regelen door
het koppelingspedaal te laten slippen-
Gebruik in plaats daarvan de juiste ver-
snelling
6 3
KOPPELING-PARKEERREM
tic] (11:B)
Druk nooit op het pedaal tijdens het be-
drijf
De krachtoverbrenging kan dan over-
verhit raken
Het pedaal (11:B) heeft de volgende drie standen:
Omhoog. De aandrijving is ingeschakeld.
De parkeerrem is niet geactiveerd.
Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge-
schakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.
GE-
Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitgescha-
keld. De parkeerrem is geactiveerd maar niet
vergrendeld. Deze stand wordt ook gebruikt als
noodrem.
6 4
BLOKKEERHENDEL
(11:C)
Vergrendelt het koppelings-/rempedaal in
de volledig ingetrapte stand. Deze functie
wordt gebruikt om de machine te vergren-
delen op hellingen, tijdens transport enz., als de
motor niet draait.
Vergrendelen:
1 Trap het pedaal (11:B) volledig in.
2 Verplaats de vergrendeling (11:C) naar
rechts.
3 Laat het pedaal (11:B) los.
4 Laat de vergrendeling (11:C) los.
(Vertaling van de originele
gebruiksaanwijzingen)
Omhoog Voorwaarts rijden
ingeschakeld. Wanneer het
pedaal wordt losgelaten terwijl er
een versnelling is ingeschakeld,
zal de machine gaan rijden. De
PARKEERREM
-
[Hdrosta-