Aansluitingen
Schakel altijd eerst de stroom uit en trek de stekker uit het stopcontact alvorens u enige aansluiting maakt of verbreekt.
Zie tevens de gebruiksaanwijzingen van de aan te sluiten apparatuur.
Sluit het netnoer pas aan nadat alle aansluitingen tussen de apparatuur volledig zijn gemaakt.
Gebruik alleen het bijgeleverde netsnoer.
Achterpaneel
1
2
PHONO
OFF
POWER
ON
AC IN
l
1 POWER (bladzijde 12)
Voor aanzetten en uitschakelen van dit apparaat.
2 PHONO (bladzijde 7)
Voor aansluiten op de phono-aansluiting (MM-element) van een weergave-
apparaat. Geen lijnniveau-ingangssignalen op aansluiten.
3 CD (bladzijde 7)
Aansluiten op een DJ-speler of een lijnuitgangscomponent.
4 SIGNAL GND (bladzijde 7)
Sluit hierop de aardingsdraad van een analoge platenspeler aan. Dit vermin-
dert storende geluiden bij aansluiten van een analoge platenspeler.
5 CD, DIGITAL (bladzijde 12)
Kies de analoge signaalingangsaansluitingen (CD) of de digitale signaalin-
gangsaansluitingen (DIGITAL IN).
6 LINE (bladzijde 7)
Aansluiten op een cassettedeck of een lijnuitgangscomponent.
7 CONTROL (bladzijde 7)
Aansluiten via een bedieningssnoer (inbegrepen bij Pioneer DJ-spelers).
8 DIGITAL OUT (bladzijde 7)
Voor uitsturen van de hoofdkanaal-audiosignalen.
9 DIGITAL IN (bladzijde 7)
Sluit deze aan op de coaxiale digitale uitgangsaansluitingen van DJ-spelers,
enz. Bij omschakelen van de bemonsteringsfrequentie van het uitgangssig-
naal kan het geluid een ogenblik wegvallen.
a Kensington-beveiligingsgleuf
b USB (bladzijde 8)
Voor aansluiten van een computer.
c MIDI OUT (bladzijde 7)
Verbind deze met de MIDI IN-aansluiting van een externe MIDI-sequencer.
d LINK (bladzijde 7)
Verbind deze met de LINK-aansluiting van Pioneer DJ-spelers of de LAN-
aansluiting van een computer waarop rekordbox is geinstalleerd (PRO DJ
LINK).
e RETURN (bladzijde 7)
Voor aansluiten van de uitgang van een externe effectgenerator. Wanneer
alleen het [L (MONO)]-kanaal is aangesloten, wordt het ingangssignaal van
het [L (MONO)]-kanaal tegelijkertijd doorgegeven aan het [R]-kanaal.
f SEND (bladzijde 7)
Voor aansluiten van de ingang van een externe effectgenerator. Wanneer
alleen het [L (MONO)]-kanaal is aangesloten, wordt er alleen een mono-
geluidssignaal uitgestuurd.
g BOOTH (bladzijde 7)
Uitgangsaansluingen voor een booth-monitor, geschikt voor symmetrische of
asymmetrische TRS-uitgangsaansluiting.
6
Nl
3
4 5
6
3
7
SIGNAL GND
CH 4
CH 3
CD
LINE
CD
L
L
CONTROL
CD
DIGITAL
CD DIGITAL
R
R
MASTER1
MASTER2
REC OUT
1GND
2HOT
R
L
L
3COLD
-6dB -3dB 0dB
R
MASTER
ATT.
k
j
i
5
8
9
DIGITAL
OUT
IN
CH 4
CH 3
CH 2
BOOTH
SEND
(TRS)
R
L
R
L(MONO)
h
g
f
h REC OUT (bladzijde 7)
Dit is een uitgangsaansluiting voor opnamedoeleinden.
i MASTER2 (bladzijde 7)
Voor aansluiten van een eindversterker e.d.
j MASTER ATT.
Hiermee regelt u het verzwakkingsniveau van het geluid dat wordt weerge-
geven via de [MASTER1] en [MASTER2]-aansluitingen. Kies uit 0 dB, –3 dB of
–6 dB.
k MASTER1 (bladzijde 7)
Voor aansluiten van een eindversterker e.d.
l AC IN
Aansluiten op een stopcontact met het bijgeleverde netsnoer. Wacht met aan-
sluiten van het netsnoer totdat eerst alle aansluitingen tussen de apparatuur
onderling compleet zijn gemaakt.
Gebruik alleen het bijgeleverde netsnoer.
6
3 7 5
2
CH 2
LINE
CD
PHONO
L
CONTROL
CD DIGITAL
R
CH 1
CH 3
CH 1
COMPUTER 1
RETURN
R
L(MONO)
LINK
CH 4
CH 2
COMPUTER 2
e
d
3 4 5
a
SIGNAL GND
CH 1
CD
L
CD
DIGITAL
R
MIDI OUT
USB
c
b