een stemming is met de Europese richtlijn
2014 / 53 / EU . De EUverklaring van overeen
stemming kan bij MONACOR INTERNATIONAL
worden aangevraagd . Het gebruik van de
radiomicrofoon is algemeen toegelaten in de
lidstaten van de EU en de EFTA, en is vrij van
registratie en van taksen.
4 Voedingsspanning
•
Gebruik enkel batterijen van hetzelfde type
en vervang steeds alle batterijen .
•
Indien u het apparaat voor een langere
periode (b .v . langer dan een week) niet
gebruikt, dient u de batterijen eruit te ne
men . Zo blijft het apparaat onbeschadigd bij
eventueel uitlopen van de batterijen .
1) Schroef het microfoonkapsel (1) eraf .
2) Om de batterijhouder (7) te ontgrendelen,
drukt u de vergrendeling (6) achteruit in de
richting van de pijl .
3) Trek de batterijhouder tot aan de aanslag er
uit (figuur 4) en plaats twee mignonbatterij
en van 1,5 V (R6, AA), met de positieve en
negatieve polen zoals voorgedrukt in het vak .
4) Schuif de batterijhouder opnieuw in de
handgreep, tot hij vast klikt .
5) Plaats het microfoonkapsel op de hand
greep, zodat de 4polige stekkercontacten
(5) van kapsel en handgreep in elkaar grijpen .
Schroef het kapsel op de handgreep vast .
Geef lege batterijen niet met het gewo
ne huisvuil mee, maar verwijder ze als
KGA (bijvoorbeeld de inzamelbox in de
gespecialiseerde elektrozaak) .
5 Ingebruikneming
1) Om de microfoon in te schakelen, schuift u
de schakelaar POWER (4) aan het uiteinde
van de microfoon in de stand ON . Op het
display (2) verschijnt de ingestelde zendfre
quentie evenals een batterijsymbool dat de
huidige laadtoestand van de batterijen in
meerdere niveaus aanduidt:
vol
2) Om de kunststofkap (3) eraf te nemen,
drukt u de geribbelde grendellip op de ach
terzijde van de kap voorzichtig in en trekt u
de kap eraf . Het bedieningsgedeelte met de
drie insteltoetsen (8, 9, 10) is dan bereikbaar
(zie figuur 5) . Om de toetsen in te drukken,
gebruikt u eventueel een smal, puntig voor
werp, b .v . een kleine schroevendraaier .
3) Stel de radiofrequentie voor de microfoon
in
☞
hoofdstuk 5 .1 . Schakel de ontvanger
in en stel hem in op dezelfde frequentie
☞
gebruiksaanwijzing van de ontvanger .
Schakel het audioapparaat (mengpaneel
of versterker) in dat op de ontvanger is aan
gesloten .
4) Spreek / zing in de microfoon . Door de ge
voelig heid te wijzigen, kunt u het volume
niveau van de microfoon corrigeren
☞
hoofdstuk 5 .2 .
5) De microfoon kan worden vergrendeld, om
een onbedoelde wijziging van de instel
lingen of het uitschakelen te verhinderen
☞
hoofdstuk 5 .3 .
6) Nadat alle instellingen zijn doorgevoerd,
plaatst u de kap (3) terug . De kap kan ook
vervangen worden door de bijgeleverde
gekleurde kappen . Zo kunt u diverse syste
men met verschillende radiofrequenties met
kleur markeren .
7) Om de microfoon uit te schakelen, plaatst u
de POWERschakelaar (4) na gebruik in de
stand OFF . Het display geeft even de mel
ding
weer en gaat dan uit .
5.1 De zenderfrequentie instellen
1) Houd de toets SET (8) 2 seconden inge
drukt . Het display geeft even
en wisselt dan terug naar de vorige weerga
ve . In het display knippert MHZ .
Opmerking: Om de instelmodus zonder instel
ling te verlaten, drukt u verschillende keren op
de toets SET tot op het display de melding
verschijnt . Het apparaat schakelt daarna terug
naar normaal bedrijf .
2) Stel met de pijltoetsen de frequentie in: bij
elke keer drukken op de toets (9), ver
mindert de frequentie met 125 kHz, bij elke
keer drukken op de toets (10), neemt de
frequentie toe met 125 kHz .
leeg
Opmerking: Bij gelijktijdig gebruik van verschil
lende radiosystemen moeten de radiofrequenties
van de afzonderlijke systemen zorgvuldig op elkaar
worden afgestemd om storingen te vermijden .
weer
17