10.6 Vergrendeling / ontgrendeling
De instellingen op de flitser kunnen tegen
onbedoeld verstellen worden vergrendeld.
Druk voor het vergrendelen, c.q. het ontgren-
delen 3 seconden lang op de toets
10.7 Reikwijdte aanduidden in m of ft.
De aanduiding van de reikwijdte van het flits-
licht in het display kan in meter (M) of in voet
(ft) worden aangegeven.
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets
keuzemenu verschijnt.
• Druk in het aanraakscherm op de
sensortoets
AF BEAM
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
toets
m/ft
• Druk in het aanraakscherm op de
sensortoets
m/ft
m
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
m
toets
of
ft
De instelling treedt onmiddellijk in werking.
D
.
D
, dat het
OPTION
.
en kies 'm/ft' uit.
m/ft
.
ft
.
11 Flitstechnieken
11.1 Indirect flitsen
Door indirect te flitsen wordt het onderwerp
zachter verlicht en een anders nadrukkelijke
schaduw gemilderd. Bovendien wordt
natuurkundig bepaalde lichtafval van voor-
naar achtergrond verminderd.
Om indirect te kunnen flitsen kan de reflector
van de flitser horizontaal en verticaal worden
gezwenkt.
Ter voorkoming van kleurzwemen in de opna-
men moet het reflecterende vlak neutraal van
kleur, c.q. wit zijn.
Let er bij het zwenken van de reflector op dat
hij voldoende veruitgezwenkt wordt zodat er
geen rechtstreeks flitslicht uit de reflector
meer op het onderwerp kan vallen. Zwenk
daarom minstens tot de 60° klikstand.
Bij gezwenkte kop van de reflector wordt
deze in de zoomstand van 70 mm gestuurd,
opdat er geen rechtstreeks strooilicht op het
onderwerp kan vallen.
Daarbij vindt er ook geen aanduiding van de
flitsreikwijdte en de zoomstand van de
reflector plaats.
x
127