Minimale leeftijd
Het apparaat mag enkel door personen gebruikt worden
van 18 jaar of ouder en deze moeten met de omgang en de
werkwijze bekend zijn. Voor jeugdigen tussen 16 en 18 jaar
is het werken met het apparaat onder toezicht van een
volwassen persoon toegestaan.
Uitzondering hierop is het gebruik door jeugdige personen
bij een beroepsopleiding ter verkrijging van vaardigheid en
indien dit onder toezicht van een instructeur plaats vindt.
Scholing
Voor het gebruik van het apparaat is passend onderricht
voldoende. Een speciale scholing is niet noodzakelijk.
Transport en opslag
Het apparaat mag slechts op een vlakke
ondergrond gebruikt worden omdat anders de
brandstof, olie, resp. de smering, niet meer
gewaarborgd zijn.
De hendel voor brandstofontluchting en de
contactschakelaar op OFF instellen zodat morsen van
brandstof bij transporteren of bij bewaren wordt
vermeden.
Let er op dat de brandstoftank niet te veel gevuld
wordt.
Het apparaat mag niet gebruikt worden, als het zich op
een voertuig bevindt. Voor het gebruik dient de
inverter generator gelost en in een goed beluchte
omgeving geplaatst worden.
Bewaar het apparaat niet in fel zonlicht. Indien de
generator in een voertuig wordt bewaard, let er dan op
dat de temperatuur in het voertuig niet te hoog wordt,
anders verdampt de brandstof en ontstaat een
explosie.
Bij een langdurige opslag moet het apparaat vooraf
grondig gereinigd en niet toegankelijk voor
onbevoegde personen opgeslagen worden. Tap de
brandstof af en bewaar het apparaat op een droge en
stofvrije plaats.
Borg het apparaat voor ieder transport tegen omvallen.
Veiligheidsinstructies vóór de eerste ingebruikneming
Plaats de generator op een vlakke ondergrond. Plaats
de generator niet op een metalen ondergrond.
Plaats de generator niet in de directe zon. Stel de
generator niet in aan temperaturen boven 40 °C bloot.
Sla het apparaat niet in een vochtige omgeving.
Controleer voor het gebruik dat de aan te sluiten
gebruiker een lagere vermogensopname heeft dan het
uitgangsvermogen van de generator.
Sluit de gebruiker pas aan, als de generator op vol
toerental loopt. Neem de verbruiker af voordat de
generator wordt uitgeschakeld.
Verbind geen andere energiebronnen met de
generator. Sluit de generator niet op een huisnet aan.
Schakel de generator onder de volgende
omstandigheden onmiddellijk uit:
- bij onrustige of niet soepele loop van de motor
- bij verlaging van het elektrische uitgangsvermogen
- bij oververhitting van de aangesloten verbruiker
- bij overmatige vibraties van de generator
- bij vorming van vonken
- bij optreden van rook of vuur
Controleer dat de generator voldoende brandstof
heeft, voordat een verbruiker wordt aangesloten.
Vul nooit brandstof bij zolang de generator loopt. Laat
het apparaat na gebruik ten minste 5 minuten lang
afkoelen voordat brandstof wordt bijgevuld.
Vermijd het aanraken van warme delen van de
generator.
Bewaar geen brandstof in de omgeving van de
generator.
De geluidsdemper en het luchtfilter werken bij de
naverbranding als vlamvanger. Let er dus op dat deze
delen juist zijn gemonteerd en dat deze in een technisch
perfecte staat zijn.
De generator mag in geen geval in een garage, in een
huis, resp. in de buurt van open ramen of deuren gebruikt
worden omdat het inademen van uitlaatgassen tot
bewusteloosheid kan leiden.
Tank alleen buiten, met een stilstaande motor en rook niet
in de buurt van het apparaat. Van elke soort vlammen of
vonken in de omgeving wegblijven.
Gemorste benzine dient onmiddellijk opgedweild te
worden alvorens de motor te starten.
Bediening
Starten:
Voor het starten van de motor moeten de aangesloten
stroomverbruikers van het wisselstroomstopcontact
afgekoppeld worden.
De hendel voor brandstofontluchting op ON instellen .
De contactschakelaar op ON instellen
Chokehendel naar rechts op "gesloten" instellen.
Langzaam aan het startkoord trekken, tot een weerstand
voelbaar is en dan krachtig trekken om de motor te starten.
Het startkoord niet terug laten springen maar het
koord voorzichtig met de hand terug leiden.
Indien de motor warmgedraaid is, de chokehendel
langzaam in de uitgangspositie terugschuiven.
Gebruik:
De inverter generator beslist aan een massa aansluiten als de
aangesloten apparaten zijn geaard.
Het aansluiten aan een elektrische installatie van een
gebouw is niet toegelaten zover er geen stroomverbreker is
geïnstalleerd.
De aangegeven hoogste waarde van de
vermogensopname mag aan geen enkele aansluitstekker
overschreden worden.
Wisselstroombedrijf:
Motor starten en controleren dat het indicatielampje voor
uitgang groen oplicht.
Controleer of het te gebruiken apparaat uitgeschakeld is.
Indien dat het geval is, pas dan de stekker van het apparaat
in het wisselstroomstopcontact aansluiten.
Overschrijd niet het maximale nominale vermogen
van de generator!
Bij een kortstondig, resp. duurzaam oplichten, van de
indicatie voor overbelasting kan het apparaat beschadigd
worden. De generator schakelt daarbij uit terwijl de
verbrandingsmotor onverminderd verder draait. Vervang in
dit geval onmiddellijk de verbruiker door een apparaat met
een hoog vermogen en start de generator opnieuw.
Uitschakelen:
Het aangesloten apparaat uitschakelen en de stekker
uitnemen.
De contactschakelaar op OFF instellen.
De hendel voor brandstofontluchting op OFF draaien.
Oliewaarschuwingssysteem:
Voordat de oliestand naar een te laag peil daalt wordt de motor
automatisch uitgeschakeld. Het indicatielampje licht dan bij het
bedienen van de starter rood op en de motor draait niet.
In dit geval oliestand controleren en bijvullen.
Veiligheidsinstructies voor de bediening
Zie Algemene veiligheidsinstructies, Veiligheidsinstructies
specifiek voor dit apparaat en Veiligheidsinstructies vóór de
eerste ingebruikneming.
41