6. Montage en aansluiting
6.1 Montage
De aansluitkabels mogen niet worden geknikt of gekwetst. Functiestoringen, kortsluiting of
defecten kunnen het gevolg zijn.
Let er bij het boren van gaten in de muur of bij het vastschroeven op, dat u geen kabels of
leidingen beschadigt.
• Neem het montagekader aan de achterzijde af door de schroeven aan de onderzijde los te draaien.
• Het montagekader beschikt over meerdere montageopeningen.
• Neem het montagekader en houd dit op de gewenste montageplaats.
• Boor evt. de nodige montageopeningen.
• Bevestig het montagekader op de voorziene montageplaats.
• Ga nu met de aansluiting verder (spanningsvrij) en bevestig aansluitend het codeslot op het montageka-
der door de eerder losgemaakte schroef opnieuw te bevestigen.
42