i) Functie "ABS"
Deze functie maakt het mogelijk, blokkeren van de wielen bij rem-
men door automatisch pulseren (openen en sluiten van de remmen)
te verhinderen. Daarmee is het mogelijk ook bij sterk afremmen de
controle over het model te behouden. U kunt voor kanaal 2 (CH2)
tussen de instellingen OFF O(ABS-functie uit), SLW (langzaam pul-
seren), NOR (middelmatig pulseren) en FST (snel pulseren) selec-
teren.
Selecteer zoals reeds in de vorige programmeervoorbeelden ge-
ABS
toond, de functie „ABS" met het programmeerinstelwiel en activeer
Autobrakesystem
dit. De onderste indicator (vb. OFF) knippert.
CHANNEL:
Kies nu de gewenste waarde voor het ABS (OFF, SLW, NOR of FST)
door aan het programmeerinstelwiel te draaien. Sla de gekozen in-
stelling op door op het programmeerinstelwiel te drukken.
OFF
Druk nu op de toets „Return" (zie afbeelding 3, pos. 10) om naar de
normale bedrijfsmodus te gaan.
Let op:
Afbeelding 21
Voor een goed werkende ABS-rem is bij een model met verbran-
dingsmotor een voldoende sterke en tegelijk snelle gasservo nodig.
Als u bij een elektronische rijregelaar de ABS-rem programmeert, moeten omwille van de hogere dynamiek van de
elektronica in principe lagere remwaarden (SLW of NOR) worden ingesteld. De ABS-rem belast bovendien zowel de
rijregelaar als de motor thermisch. Het stroomverbruik stijgt eveneens en ontlaadt bovendien de rijaccu.
118