h) Functie G8 „TEMP LIMITS"
U kunt hier de onderste en bovenste temperatuurgrens voor de
programmering in de functie G2 instellen.
Door de beperking tot een kleiner temperatuurbereik (vb. slechts
op +5....+30 °C) wordt de programmering versneld en kan men
niet per ongeluk een verkeerde temperatuur programmeren.
Ga als volgt te werk:
1.
Na de selectie van de functie G8 „TEMP LIMITS" en de beves-
tiging met de toets „OK" (2) knippert de waarde voor de on-
derste temperatuurgrens op het scherm (aanduiding „TEMP
MINLIMIT" onderaan het scherm).
2. Stel met de toetsen „–" (5) en „+" (6) de onderste tempera-
tuurgrens in.
3. Bevestig de instelling met de toets „OK" (2).
De waarde voor de bovenste temperatuurgrens knippert
in het scherm (aanduiding „TEMP MAXLIMIT" onder in het
scherm).
4. Stel met de toetsen „–" (5) en „+" (6) de bovenste tempera-
tuurgrens in.
5. Bevestig de instelling met de toets „OK" (2).
De kamerthermostaat bevindt zich daarop opnieuw in het
vorige menu ter selectie van de functies.
Om het menu te verlaten en naar de normale weergave terug
te keren, drukt u evt. meermaals op de toets „MENU" (3).
157