Voor het meten van AC-stroom met de stroomtangadapter gaat u als volgt te werk:
- Zet de DMM aan en kies de meetfunctie " ". Op het display verschijnt naast de eenheid het symbool voor wissel-
stroom "
".
- De tabel toont de vereiste ingangssignalen voor de verschillende meetbereiken. Selecteer afhankelijk van de
gebruikte stroomtangadapter het passende meetbereik. De meetbereiken moeten handmatig door het drukken op
de knop "RANGE" vooraf worden ingesteld.
Meetbereik
30 A
300 A
3000 A
- Steek de rode meetkabel in de meetbus
- Stel zo nodig het juiste meetbereik in op de stroomtangadapter. Dit moet overeenkomen met de instellingen op het
meetapparaat.
- Voer de stroomtang om een stroomvoerende geleider. De polariteit is niet relevant voor wisselstroom.
Zorg ervoor dat slechts één geleider tegelijkertijd
wordt gemeten. Als twee geleiders worden geme-
ten, worden de beide waarden bij elkaar opgeteld.
Als een geleider en een neutrale geleider worden
gemeten, heffen de stromen elkaar op.
- De meetwaarde wordt op de display weergegeven.
- Verwijder na het meten de stroomtangadapter van het te
meten object en zet de DMM uit.
168
AC-ingangssignaal
100 mV/A
10 mV/A
1 mV/A
. Steek de zwarte meetkabel in de COM-meetbus.
Meetbussen
COM +
COM +
COM +