j) Temperatuurmeting via contactsonde
Tijdens het meten van de temperatuur mag enkel de temperatuursensor aan de te meten tempera-
tuur onderhevig worden gesteld. Over- of onderschrijd de bedrijfstemperatuur van de DMM niet om
foutieve metingen te vermijden.
De contact-temperatuursensor mag alleen op spanningsvrije oppervlakken worden gebruikt.
Een thermokoppel met banaanstekkers is met de DMM meegeleverd, deze kan worden gebruikt om temperaturen
tussen -40 en +230 °C te meten. Een optionele type K thermosensor is nodig om het volledig meetbereik (-40 tot
+1000 °C) van de DMM te kunnen gebruiken. Voor het aansluiten van type-K-sensoren met ministekkers is de mee-
geleverde adapterstekker nodig.
Alle type K-thermosensoren kunnen worden gebruikt voor het meten van temperaturen. De temperatuur kan in °C,
°F of Kelvin (K) worden weergegeven.
Voer volgende procedure uit om de temperatuur te meten:
- Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie "K Temp". Het display
toont de vooraf ingestelde eenheid voor temperatuurmeting.
- Steek de temperatuursensor met de juiste polariteit in de meege-
leverde temperatuur-meetadapter. De thermo-element stekker past
alleen met de juiste polariteit in de meetadapter. Gebruik geen ge-
weld bij het insteken.
- Sluit de meetadapter met de juiste polariteit met de pluspool in de K
Temp-meetbus (10) en met de minpool in de COM-meetbus (9) aan.
- Het display geeft de temperatuurwaarde weer.
- Als het display "OL" weergeeft, werd het meetbereik overschreden
of is het thermokoppel onderbroken.
- Verwijder het thermokoppel en schakel de DMM na meting uit.
De temperatuureenheid kan worden veranderd in het instel-
lingsmenu.
Wordt er geen temperatuursensor wordt aangesloten, kan
de omgevingstemperatuur van de DMM door een kortsluitbrug via de beide meetbussen "COM" en "K
Temp" worden weergegeven. Omdat de sensor zich in het binnenste van de behuizing bevindt, reageert de
weergave zeer traag op temperatuurschommelingen. Deze functie helpt u de juiste bedrijfstemperatuur na
een opslag te controleren. Voor snelle metingen moet een externe sensor worden gebruikt.
172