7. Ingebruikname
7.5 Basisinstellingen
Omkering van de draaibeweging
•
Druk op de toets ESC (5) totdat rPoF resp. rPon wordt weergegeven.
•
Druk op de toets UP (6) resp. DOWN (7), om rPoF (normale draaibeweging) of rPon (geïnverteerde draaibeweging)
te selecteren.
•
Druk op de toets ENTER (8) om de wijziging op te slaan.
Omkeren van de zwenkbeweging
•
Druk op de toets ESC (5) totdat rtof resp. rton wordt weergegeven.
•
Druk op de toets UP (6) resp. DOWN (7), om rtoF (normale zwenkbeweging) of rton (geïnverteerde zwenkbeweging)
te selecteren.
•
Druk op de toets ENTER (8) om de wijziging op te slaan.
Omkeren van de displayweergave
•
Druk op de toets ESC (5) totdat rdof resp. rdon wordt weergegeven.
•
Druk op de toets UP (6) resp. DOWN (7), om rdoF (normale weergave bij staande montage) of rdon (omgekeerde
weergave bij plafondmontage) te selecteren.
•
Druk op de toets ENTER (8) om de wijziging op te slaan.
Herstellen van de fabrieksinstellingen
•
Druk op de toets ESC (5) totdat dFoF of dFon wordt weergegeven.
•
Druk op de toets UP (6) resp. DOWN (7), om dFoF (Fabrieksinstelling uit) of dFon (Fabrieksinstelling aan) te
selecteren.
•
Druk op de toets ENTER (8) om uw keuze op te slaan.
Doorvoeren van een reset
•
Druk op de toets ESC (5) totdat rSt wordt weergegeven.
•
Druk op de toets ENTER (8) om het lichteffect te resetten.
67