BEDIENINGSSCHAKELAARS (C-uitvoering)
1. Hoofdschakelaar
2. Centraal adapter
Voor laspistool
3. Snelkoppelingen
Voor koelsysteem laspistool.
4. Smoorspoel-uitgang
Aanbevolen draaddiameter Ø 1,2 – 1,6.
5. Smoorspoel-uitgang
Aanbevolen draaddiameter Ø 0,6 – 1,0.
6. Aan
Licht op zodra de machine is ingeschakeld.
7. Draadaanvoersnelheid
Deze regelknop wordt gebruikt om de draadsnel-
heid in te stellen.
8. Schakelfunctie
Deze schakelaar wordt gebruikt voor het instellen
van én twee-tact of vier-tact schakelregeling en
puntlassen (zie ook punt 15).
9. Draadinvoerknop (plaatsing boven motor).
Deze knop wordt gebruikt om de lasdraad in te
voeren. Indien de schakelaar wordt ingedrukt
zal de draad met ca. 4m/min. worden ingevoerd.
10. Draadterugbrand (plaatsing boven motor).
Instelbare tijdsvertraging tussen het stoppen van
de draadtoevoer en het afschakelen van de las-
spanning om het vastvriezen van de draad te
voorkomen.
11. Gasnastroom (boven motor).
Gasnastroomtijd.
12. Kruipstart (boven motor).
De instelling van de kruipstartwaarde bepaalt de
snelheid waarmee de lasdraad wordt aange-
voerd voordat de boog wordt ontstoken.
In stand "OFF" zal de draad worden aangevoerd
met én snelheid volgens de draadsnelheidsknop
(pos. 7)
13. Spanningsregeling
MIG 305x (1 – 10) fijnregeling
MIG 385x (1 – 12) fijnregeling
MIG 445x (1 – 12) fijnregeling
14. Spanningsregeling
MIG 305x (1 – 2) grofregeling
MIG 385x (1 – 2) grofregeling
MIG 445x (1 – 2) grofregeling
15. Timer voor het hechtlassen
Voor het instellen van de lastijd van het hecht-
lassen (zie ook punt 8).
16. Signaal oververhitting
Toortsregeling
Indien én laspistool wordt gebruikt met regeling in de
handgreep, kan de draadaanvoersnelheid hiervand-
aan worden geregeld. Deze functie wordt geacti-
veerd indien de potentiometer voor de draadsnelheid
(pos. 7) wordt gezet op stand "min".
32