9.
MoNTAgE EN WERkINg
Meet nooit de temperatuur van onder spanning staande onderdelen of
•
bedrading, omdat aanraken daarvan tot een fatale elektrische schok kan
leiden. Bovendien kunnen de thermometer en de sensor worden beschadigd.
de meegeleverde sensor kan alleen worden gebruikt voor metingen in droge
•
omgevingen en op oppervlakken met een temperatuur van > -20 en < +250 ºC.
deze is niet geschikt voor gebruik in vochtige omgevingen of voor het meten
van de temperatuur van vloeistoffen.
•
de nauwkeurigheid wordt uitsluitend gegarandeerd als de thermometer
wordt gebruikt binnen een temperatuurbereik van +18 tot +28 ºC (exclusief de
temperatuursensor).
de thermometer (exclusief de temperatuursensor) moet niet worden gebruikt
•
buiten het werktemperatuurbereik. Raadpleeg de specificaties over de
werktemperatuur in het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
Het volledige meetbereik van de thermometer kan worden gebruikt met de als
•
toebehoren verkrijgbare temperatuursensoren.
Basisfuncties
1.
Sluit de temperatuursensor aan op poort T1/T2 op de bovenkant van het apparaat. Dit kan slechts
in één stand. Let op de polariteitsaanduiding op de connector van de temperatuursensor en op de
zijkant van de poort.
Er kunnen eveneens temperatuursensoren van het type J worden aangesloten op de
thermometer; deze zijn verkrijgbaar als toebehoren.
2.
Druk op de knop aan/uit (ON/OFF) (8) om het apparaat in te schakelen.
3.
Het instrument zal nu een snelle zelftest uitvoeren. Hier wordt de omvang van het beschikbare
geheugen weergegeven.
Als het geheugen vol is, verschijnt het woord "FULL" (vol) op het uitleesvenster. Volg de instructies
in de paragraaf "Aanpassen van de instellingen" op om het geheugen te wissen.
4.
Wacht totdat het uitleesvenster stabiel wordt.
5.
Plaats de sensoren op de plaatsen waar moet worden gemeten.
6.
Het uitleesvenster zal de gemeten temperatuurwaarde van de T1 of de T2 sensor weergeven.
Als er geen temperatuursensor is aangesloten, zullen er vier horizontale balkjes zichtbaar zijn in
plaats van een gemeten temperatuurwaarde.
7.
Druk op de knop eenheid (UNIT) om over te schakelen naar Celsius (C), Fahrenheit (F) of Kelvin
(K).
8.
Druk op de knop HOLD ▼ (7) om de waarde op het uitleesvenster vast te houden/te bevriezen.
De aanduiding HOLD verschijnt op de bovenkant van het uitleesvenster als de gemeten waarden
51