opslagfunctie
1.
Druk op de knop REC ENTER (5) en houd deze gedurende circa drie seconden ingedrukt tijdens
elke willekeurige meting om de meetwaarden op te slaan. Het woord REC wordt weergegeven op
het uitleesvenster als de gemeten waarden worden opgeslagen. Als het geheugen vol is, zal het
woord REC knipperen. Volg de instructies in de paragraaf "Aanpassen van de instellingen" op om
het geheugen te wissen.
2.
Druk opnieuw op de knop REC ENTER (5) en houd deze gedurende circa drie seconden ingedrukt
om het opslaan te stoppen.
Data kan uitsluitend worden opgeslagen via de software. Raadpleeg het hoofdstuk SOFTWARE
INSTALLATIE voor informatie over het installeren van de software. Raadpleeg het hoofdstuk
WERKING > Aanpassen van de instellingen om de bemonsteringssnelheid van de nieuwe
meetgegevens te wijzigen.
Hold-functie
1.
Druk op de knop HOLD ▼ (7) tijdens elke willekeurige meting om de meetwaarde vast te houden/
te bevriezen. Het woord HOLD verschijnt op het uitleesvenster als de gemeten waarden worden
bevroren.
2.
Druk opnieuw op de knop HOLD ▼ (7) om het bevriezen van de meetwaarde op te heffen.
Aanpassen van de instellingen
1.
Druk op de knop SET (10) en houd deze ingedrukt om naar de instelmodus te gaan. SETUP zal
verschijnen op het onderste deel van het uitleesvenster.
2.
Druk op de knop ▲T1·T2 (2) of op de knop HOLD ▼ (7) voor het omschakelen tussen de
instelparameters.
3.
Druk op de knop REC ENTER (5) om naar de instelpagina van de parameter te gaan.
4.
Druk op de knop ▲T1·T2 (2) of op de knop HOLD ▼ (7) voor het instellen van de waarde op de
instelpagina van een parameter.
Uitleesvenster
Type
SLP
Parameter
Sensortype
Auto turn off mode
omschrijving
Kies tussen een sensor van het type J of K.
•
Zet de automatische uitschakelmodus aan
(ON) of uit (OFF).
•
Als de slaapmodus is ingeschakeld, zal het
meetinstrument worden uitgeschakeld nadat
het 15 minuten niet is gebruikt.
55