3
Installatie
GEVAAR: Elektrocutiegevaar!
▶ Voor de installatie van dit product: ketel
en alle andere BUS-deelnemers over alle
polen losmaken van de netspanning.
▶ Voor de inbedrijfstelling: monteer de
afdekking ( afb. 17, pagina 47).
3.1
Voorbereiding voor installatie in de cv-ketel
▶ Via de installatiehandleiding van de cv-ketel controleren, of
deze de mogelijkheid biedt, een module (bijvoorbeeld
MM100) in de cv-ketel te installeren.
▶ Wanneer de module zonder rail in de cv-ketel kan worden
geïnstalleerd, de module voorbereiden ( afb. 3 en 4,
pagina 43).
▶ Wanneer de module met rail in de cv-ketel kan worden
geïnstalleerd afbeelding 7 en 8, pagina 44 aanhouden.
3.2
Installatie
▶ Installeer de module op een wand ( afb. 3 t/m afb. 6,
pagina 43 en pagina 44), op een rail ( afb. 7, pagina 44)
of in de cv-ketel. Respecteer de handleiding bij montage
van de module in een cv-ketel.
▶ Let bij het verwijderen van de module van de montagerail
op afb. 8 op pagina 44.
▶ Installeer een aanvoertemperatuursensor in het toegeken-
de gemengde cv-circuit ( afb. 9 en 10, vanaf pagina 45).
3.3
Elektrische aansluiting
▶ Rekening houdend met de geldende voorschriften voor de
aansluiting minimaal elektrische kabel model H05 VV-...
gebruiken.
▶ Let bij het installeren en in bedrijf nemen van de module
MM100 op de bepalingen voor elektrische installaties con-
form het AREI.
3.3.1 Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de
aansluiting van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ BUS-deelnemers [B] via verdeeldoos [A] in ster schakelen
( afb. 15, pagina 47) of via BUS-deelnemer met twee
BUS-aansluitingen in serie ( afb. 19, pagina 49). In
BC10, MC10, MC40, UBA3.x en UBA4.x is de aansluitklem
voor het BUS-systeem met EMS gemarkeerd.
Logamatic MM100 – 6 720 812 456 (2014/07)
Wanneer de maximale totale lengte van de
BUS-verbinding tussen alle BUS-deelnemers
wordt overschreden of in het BUS-systeem
een ringstructuur bestaat, is de inbedrijfstel-
ling van de installatie niet mogelijk.
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
•
100 m met 0,50 mm
2
•
300 m met 1,50 mm
▶ Om inductieve beïnvloeding te vermijden: alle laagspan-
ningskabels van netspanning geleidende kabels afzonder-
lijk installeren (minimale afstand 100 mm).
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovol-
taïsche installaties) kabel afgeschermd uitvoeren (bijvoor-
beeld LiYCY) en afscherming eenzijdig aarden. Sluit de
afscherming niet op de aansluitklem voor de randaarde in
de module aan maar op de huisaarde, bijvoorbeeld vrije
afleiderklem of waterleiding.
Installeer slechts één temperatuursensor T0 per
installatie. Wanneer meerdere modules aanwe-
zig zijn, is de module voor de aansluiting van de
temperatuursensor T0 vrij selecteerbaar.
Gebruik is alleen in installaties met master-
bedieningseenheid (bijvoorbeeld RC300,
HMC300, ...mogelijk).
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende aderdi-
ameters:
•
Tot 20 m met 0,75 mm
•
20 m tot 100 m met 1,50 mm
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en
conform de aansluitschema's.
3.3.2 Aansluiting voedingsspanning, pomp, menger en
temperatuurbewaking (netspanningszijde)
De bezetting van de elektrische aansluitingen is
afhankelijk van de geïnstalleerde installatie.
De in afb. 11 t/m 14, vanaf pagina 45 getoonde
beschrijving is een voorstel voor de procedure
van de elektrische aansluiting. De handelings-
stappen zijn deels grijs weergegeven. Daarmee
kan gemakkelijker worden herkend, welke han-
delingsstappen bij elkaar horen.
▶ Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwaliteit.
▶ Sluit de netfasen correct aan.
Netaansluiting via een stekker met randaarde is niet toe-
gestaan.
Installatie
aderdiameter
aderdiameter
2
2
tot 1,50 mm
aderdiameter
2
aderdiameter
3
15