BEDIENING VAN DE MACHINE
Vóór de inbedrijfstelling uit te voeren inspecties en controles:
Gebruik:
De elektrische koeborstel is ontwikkeld en vervaardigd als reinigingssysteem voor de huid van dieren (runderen). De
machine mag VOOR GEEN ENKEL ANDER DOEL gebruikt worden als waarvoor deze bedoeld is, d.w.z. alleen voor het
reinigen van de huid en vacht van runderen. Een koeborstel mag max. voor 60 runderen gebruikt worden.
Inschakelen:
• Het inschakelen van de koeborstel geschiedt door het drukken van het dier tegen de rol: Een microschakelaar
activeert de draaiïng van de rol, waardoor de reiniging zonder tussenkomst van personen van buitenaf zelfstandig
door het dier wordt uitgevoerd.
• Met behulp van het motorstartcontact controleert de stuurkaart het begin en het einde van een arbeidscyclus.
Zodra de installatie wordt geactiveerd, wordt de rotatiecyclus (ca. 1 minuut) van de rol door de elektronische
besturingsprintplaat gestart. Wanneer het apparaat opnieuw wordt geactiveerd draait de motor de rol in de
richting tegengesteld aan die van de voorafgaande cyclus. Hierdoor wordt de rol evenwichtig gebruikt.
ELEKTRONISCH SYSTEEM
WERKING
De stuurkaart controleert de werking van de elektrische koeborstel. Hiervoor controleert deze het motorstartcontact,
de looptijd, de draairichting en de op de rol zelf uitgeoefende kracht. De stuurkaart werkt bij motoren van het type
monophase, die in de standaarduitvoering met 230VAC (max.1 PK) en in de uitvoering "A" met 115VAC (max. 0,5 PK)
worden geleverd. Door middel van een display worden mededelingen verstrekt. Daaronder vallen de draairichting
van de motor en de eventuele optredende alarmen
Belangrijkste eigenschappen
• Motorbeveiliging met 10-ampère-zekeringen.
• Inschakelen van de motor met elektronische schakelaars (Triac).
• Weergave van mededelingen op het display.
• Bewaking van de netspanning.
Normale werking
Bij een uitgeschakelde maar in stand-by verkerende motor vertoont het display een knipperend lichtje: Dit betekent
dat de stuurkaart is geactiveerd. Met behulp van het motorcontact controleert de stuurkaart het begin en het einde
van een bedrijfscyclus. Aan de koeborstel wordt een hellingsensor met drie geleiders aangesloten. Wanneer het
apparaat wordt geactiveerd, vangt de stuurkaart aan met het rotatieproces van de borstel. Het proces heeft een duur
van 90 seconden. Na elke functiecyclus volgt een pauze van 4 seconden. Wanneer het apparaat opnieuw wordt geac-
tiveerd, draait de motor de rol in de richting tegengesteld aan die van de voorafgaande cyclus. Daardoor wordt de
borstel evenwichtig gebruikt. Het display geeft de letter "r" of "l" weer, om de draairichting van de rol aan te geven.
Controle van het stroomverbruik
Het apparaat bewaakt de door de motor verbruikte stroom en zorgt hierdoor voor een correcte werking van de
koeborstel. In alle gevallen wanneer de stroom de ingestelde grenswaarde overschrijdt verandert de borstel van
draairichting (motortoestand geblokkeerd/verstoord). Wanneer dit meer dan vijfmaal plaatsvindt, waarbij de onder-
linge duur onder de 6 seconden ligt, zendt de stuurkaart een alarm uit en het display geeft het getal "5" weer.
Dezelfde situatie kan zich herhalen wanneer de stuurkaart bij de omschakeling van "motor ingeschakeld" naar
"motor uitgeschakeld" geen wijziging constateert (situatie motor vastgelopen/doorgebrand of stuurkaart defect).
In dat geval schakelt het systeem echter onmiddellijk over naar de alarmtoestand om, zonder tijd te verliezen, te
voorkomen dat deze situatie zich vijfmaal herhaalt.; het display geeft het getal "4" weer. Bij het zich voordoen van
een van deze beide alarmen blijft de stuurkaart gedurende ca. 4 minuten in alarmtoestand, waarna de normale
werking opnieuw intreedt
55