7.4. Vervangen van het brandstoffilter
Gevaar
Sluit de brandstofkraan (fig. A – punt 3).
Noteer de montagerichting van het filter.
Maak het brandstoffilter los van zijn steun (fig. C – punt 4).
Verwijder de brandstofleidingen aan weerszijden van het filter en vang de brandstof op in een geschikte opvangbak.
Plaats een nieuwe filter, rekening houdend met de montagerichting.
Open de brandstofkraan en controleer op lekkage.
7.5. Reinigen van het luchtfilter
Gebruik nooit benzine of oplosmiddelen met een laag vlampunt voor het reinigen van het luchtfilterelement
(gevaar van brand of explosie).
Opgelet
Neem het inspectieluik weg (fig. A – punt. 2).
Verwijder het deksel van de filter (fig. D – punt 1).
Verwijder het filterelement (fig. D – punt 2) en controleer het type vervuiling:
Droog vuil:
Blaas op het filterelement met behulp van een drogepersluchtpistool bij lage druk van binnen uit naar buiten en beweeg het
pistool daarbij van boven naar onder totdat al het stof eruit is.
Controleer de staat van het filterelement: vervang hem bij de minste beschadiging van het schuim
Zet het filterelement en zijn deksel terug op hun plaats.
Zet het inspectieluik terug op zijn plaats.
Vochtig/olieachtig vuil:
Vervang het filterelement.
Zet het filterelement en zijn deksel terug op hun plaats.
Zet het inspectieluik terug op zijn plaats.
7.6. Controle van de ontstekingsbougie
Open het deksel om toegang te krijgen tot de bougie (fig. E - punt 1) en bevestig de ontstekingsbougie met behulp van een
bougiesleutel (bijgeleverd).
Controleer de staat van de bougie (fig. E - punt 2) :
Als de elektroden versleten zijn of de isolatie gebarsten of
geschilferd is:
Vervang de bougie.
Plaats de nieuwe bougie en draai deze met de hand vast
zodat de schroefdraad niet beschadigt.
Zet de bougie met een bougiesleutel nog een 1/4 -1/2
omwenteling vaster om de onderlegring te pletten.
7.7. Reinigen van het aggregaat
Wassen met een waterstraal wordt ontraden.
Wassen met een hogedrukreiniger is verboden.
Opgelet
Alle stofdeeltjes verwijderen en de afvalproducten rondom de uitlaatbuis.
Maak het stroomaggregaat schoon en vooral de aan- en afvoeren van de lucht en de alternator, met behulp van een doek en een
borstel.
Controleer de algemene toestand van het aggregaat en vervang eventueel defecte onderdelen.
Rook niet of maak geen vuur of vonken. Controleer of er geen lekkage is, veeg elk spoor
van brandstof weg en controleer of de dampen verdreven zijn, voordat u het
stroomaggregaat start.
Als dit niet zo is:
Reinig de bougie met een metaalborstel.
Controleer de elektrodeafstand "X" met een voelermaat: deze
moet 0,6 tot 0,8 mm zijn.
Controleer de staat van de onderlegring.
Plaats de bougie en draai deze met de hand vast zodat de
schroefdraad niet beschadigt.
Zet de bougie met een bougiesleutel nog 1/4 -1/2
omwenteling vaster om de onderlegring te pletten.