6. Onderhoudsprogramma
6.1. Nut van onderhoud
De uit te voeren onderhoudswerkzaamheden staan in het onderhoudsprogramma. De aangegeven frequentie geldt ter indicatie en
voor aggregaten die gebruikt worden met brandstof en olie die voldoen aan de specificaties die zijn aangegeven in deze handleiding.
Indien het aggregaat wordt gebruikt onder zware omstandigheden, moet het interval tussen de onderhoudswerkzaamheden ingekort
worden.
6.2. Onderhoudstabel
Operaties uit tvoeren na het
Element
verstrijken van de 1ste termijn
Stroomaggregaat
Controleer het niveau
Motorolie
Brandstofzeef
Luchtfilter
Bougie
Controleren & schoonmaken
Soupapes*
* Deze operaties moeten uitgevoerd worden door een van onze agenten
Vervang de motorolie ten minste een keer per jaar bij veelvuldig gebruik.
7. Onderhoudsmethode
Alvorens enig onderhoud uit te voeren:
- zet het aggregaat stil,
- het/de stopsel(s) afschakelen van de ontstekingsbougie(s) en de startbatterij uitschakelen (indien aanwezig).
Waarschuwing
Gebruik uitsluitend originele of gelijkwaardige onderdelen: risico van beschadiging van het aggregaat
7.1. Controleren van bouten, moeren en schroeven
Om incidenten of storingen te voorkomen, moet u dagelijks alle bouten en moeren zorgvuldig controleren.
Controleer het hele aggregaat vóór iedere start en na ieder gebruik.
Trek alle bouten na waarop speling zou kunnen zitten.
Opgelet het opspannen van de cilinderkopbouten moet worden uitgevoerd door een specialist. Raadpleeg uw regionale verdeler.
7.2. Verversen van de motorolie
Respecteer milieubeschermingsvoorschriften (cf. § Bescherming van het milieu) en vang de olie op in een geschikt recipiënt.
Open het inspectieluik (fig. A – punt 2).
Verwijder de dop voor het vullen en leegmaken als de motor nog warm is (fig. B – punt 2).
Kantel voorzichtig het aggregaat om de olie op te vangen in een geschikt recipiënt.
Controleer het niveau na het verwijderen van de olie en bijvullen met aanbevolen olie (cf. § Karakteristieken)
Breng de dop voor het vullen en leegmaken opnieuw ter plaatse (fig. B – punt 2).
Controleer of er geen olielek is.
Verwijder alle olieresten met een schone doek.
Sluit het inspectieluik.
7.3. Reinigen van het brandstofzeefje
Gevaar
Sluit de brandstofkraan (fig. A – punt 3)
Verwijder de dofpvan de brandstoftank en de zeef (fig. C – punt 3).
Blaas op de zeef met behulp van een drogepersluchtpistool bij lage druk van binnen uit naar buiten.
Spoel met schone brandstof.
Breng de zeef opnieuw op haar plaats en draai de dop van de brandstoftank zorgvuldig vast.
Schoonmaken
Vervangen
Schoonmakenr
Controlerenr
Schoonmaken
Controleren*
Niet roken, niet in de buurt van vlammen werken of vonken veroorzaken. Controleer of er
geen lekken zijn, verwijder alle brandstofresten en zorg ervoor dat de dampen opgelost
zijn alvorens het stroomaggregaat te starten.
Maandelijks
Bij elk gebruik
of
Om de 10 uur
•
•
3-maandelijks
of
Om de 50 uur
•
•
•
•
•
•
Jaarlijks
of
Om de 300 uur