Nederlands
Bij het maaien van hoog struikgewas,
onder bosschages en heggen:
werkhoogte met het snijgarnituur
minimaal 15 cm – dieren niet in gevaar
brengen.
Voor het achterlaten van het apparaat –
motor afzetten.
Het snijgarnituur regelmatig, met korte
tussenpozen en bij merkbare
wijzigingen direct controleren:
De motor afzetten, het apparaat
–
stevig vasthouden, het snijgarnituur
tot stilstand laten komen
Op goede staat en vastzitten
–
controleren, op scheurvorming
letten
Scherpte controleren
–
Beschadigde of botte snijgarnituren
–
direct vervangen, ook bij zeer kleine
haarscheurtjes
Gras en takkenresten op de koppeling
voor het snijgarnituur regelmatig
verwijderen – verstoppingen ter hoogte
van het snijgarnituur of de beschermkap
verwijderen.
Voor het vervangen van het snijgarnituur
de motor afzetten – kans op letsel!
De aandrijfkop wordt tij -
dens het gebruik heet. De
aandrijfkop niet aanra -
ken – kans op
verbranding!
Beschadigde of gescheurde
snijgarnituren niet meer gebruiken en
niet repareren – bijv. door lassen of
richten – wijziging van de vorm
(onbalans).
106
Deeltjes of breukstukken kunnen
loskomen en met hoge snelheid de
gebruiker of derden treffen – ernstig
letsel!
Gebruik van maaikoppen
Alleen beschermkappen met volgens
voorschrift gemonteerd mes monteren,
zodat maaidraden op de toegestane
lengte worden afgesneden.
Voor het nastellen van de maaidraad bij
met de hand nastelbare maaikoppen
beslist de motor afzetten – kans op
letsel!
Verkeerd gebruik, met een te lange
maaidraad, reduceert het
motortoerental. Dit leidt, door het
constant slippen van de koppeling, tot
oververhitting en tot beschadiging van
belangrijke delen (bijv. koppeling, en
delen van de kunststof behuizing) –
bijv. door het bij stationair toerental
meedraaiende snijgarnituur – kans op
letsel!
Gebruik van metalen snijgarnituren
STIHL adviseert originele metalen
STIHL snijgarnituren te monteren. Deze
zijn qua eigenschappen optimaal op het
apparaat en de eisen van de gebruiker
afgestemd.
Metalen snijgarnituren draaien zeer
snel. Hierbij ontstaan krachten die op
het apparaat, het gereedschap zelf en
op het maaigoed werken.
Metalen snijgarnituren moeten
regelmatig volgens voorschrift worden
geslepen.
Ongelijkmatig geslepen metalen
snijgarnituren veroorzaken een
onbalans die voor extreme belasting van
het apparaat kan zorgen – kans op
breuk!
Botte of verkeerd geslepen snijkanten
kunnen leiden tot een hogere belasting
van het metalen snijgarnituur – kans op
letsel door gescheurde of gebroken
delen!
Metalen snijgarnituren na ieder contact
met harde voorwerpen (bijv. stenen,
rotsblokken, metalen voorwerpen)
controleren (bijv. op scheurtjes en
vervorming). Bramen en andere
zichtbare materiaalopeenhopingen
moeten worden verwijderd, omdat zij bij
verder gebruik op elk moment los
zouden kunnen laten en worden
weggeslingerd – kans op letsel!
Als een draaiend metalen snijgarnituur
contact maakt met een steen of een
ander hard voorwerp, kan dit leiden tot
vonkvorming, waardoor onder bepaalde
omstandigheden licht ontvlambare
stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook
droge planten en struikgewas zijn licht
ontvlambaar, vooral bij zeer warme en
droge weersomstandigheden. Als er
kans op brand aanwezig is, het metalen
snijgarnituur niet in de buurt van licht
ontvlambare stoffen, droge planten of
struikgewas gebruiken. Uitdrukkelijk aan
de voor het bosbeheer
verantwoordelijke persoon vragen of er
brandgevaar bestaat.
Voor het reduceren van de genoemde,
tijdens het gebruik van metalen
snijgarnituren optredende gevaren, mag
het gebruikte metalen snijgarnituur in
geen geval qua diameter te groot zijn.
Het mag ook niet te zwaar zijn. Het moet
FS 260, FS 260 C, FS 360 C