Draag een laskap met zijflappen en met een geschikte lasruit (minimale sterkte nr. 10 of hoger) voor de ogen.
Draag altijd een veiligheids bril met zijbescherming vooral tijdens het handmatig of mechanisch verwijderen van las
afval.
Draag geen contactlenzen!
Gebruik gehoorbescherming als tijdens het lassen het geluidsniveau te hoog wordt. Als het geluidsniveau de
nabijheid komt gehoorbescherming dragen.
Laat de zijpanelen tijdens het lassen altijd gesloten. De installatie mag op geen enkele manier worden gewijzigd.
werkstuk nog slakken loslaten.
Controleer vooraf of de toorts koud is voor u begint met lassen of met onderhoud begint.
Overtuig u ervan dat de koelunit is uitgeschakeld voordat u de leidingen van de koelvloeistof losmaakt. De hete
vloeistof uit de leidingen kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd een verbanddoos binnen handbereik.
Onderschat brandwonden of andere verwondingen nooit.
Overtuigt u er voor dat u vertrekt van dat de werkplek goed is opgeruimd, zo voorkomt u ongevallen.
1.3 Bescherming tegen rook en gassen
Rook, gassen en stoffen die tijdens het lassen vrijkomen, kunnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
Onder bepaalde omstandigheden kan de lasrook kanker veroorzaken en bij zwangerschap de foetus schaden.
• Houdt u hoofd ver van de lasrook en gassen.
• Zorg voor goede ventilatie, natuurlijke of mechanische, op de werkplek.
• Gebruik bij slechte ventilatie maskers of verse lucht helmen.
• Bij het lassen in extreem kleine ruimten verdient het aanbeveling de lasser door een collega buiten de ruimte scherp in de
gaten te laten houden.
• Gebruik geen zuurstof om te ventileren.
• Controleer of de afzuiging goed werkt door regelmatig na te gaan of schadelijke gassen in de luchtmonsters onder de norm
blijven.
• De hoeveelheid en de mate van gevaar van de rook hangt af van het materiaal dat gelast wordt, het lasmateriaal en het
schoonmaakmiddel dat is gebruikt om het werkstuk schoon en vetvrij te maken. Volg de aanwijzingen van de fabrikant en de
bijgeleverde technische gegevens.
• Las niet direct naast plaatsen waar ontvet of geverfd wordt.
• Plaats gasflessen buiten of in goed geventileerde ruimten.
225
NL