Publicité
NL
BE
op de adapter voor de externe stofaf-
zuiging.
3. Past de externe stofafzuiging niet,
gebruik dan eventueel bijkomend het
verloopstuk (16).
Externe stofafzuiging afnemen:
1. Trek de zuigslang van de adapter voor
externe stofafzuiging (15) af.
2. Trek de adapter voor externe stofafzui-
ging (15) af.
Stofblaasfunctie in-/
uitschakelen
1. Voor het inschakelen van de stofblaas-
functie schuift u de schakelaar voor
stofblaasfunctie (6) op positie
2. Voor het uitschakelen schuift u de scha-
kelaar voor stofblaasfunctie (6) naar
voor..
Laser en werklamp in-/
uitschakelen
Druk op de aan/uit schakelaar (13) om de
laser en de werklamp in te schakelen.
1x drukken → laser + werklamp
2x drukken → werklamp
3x drukken → laser
4x drukken → uit
Het apparaat slaat de laatste instel-
ling van de laser en de werklamp
op voordat het wordt losgekoppeld.
Laser instellen
Als de laser door trillingen verkeerd is uit-
gelijnd, kan hij worden bijgesteld.
Demonteer het zaagblad om ver-
1.
wondingen tijdens de afstelwerk-
zaamheden te voorkomen!
44
2. Sluit het apparaat aan op het elektrici-
teitsnet.
3. Zorg ervoor dat de spaanbeschermer
(17) is geplaatst en dat de laser is in-
geschakeld.
Zie hoofdstuk "In-/uitschakelen van de
laser en de werklamp" en "Verwijde-
ren/bevestigen van de spaanbescher-
mer".
4. Steek een kleine platte schroevendraai-
er (niet in de levering inbegrepen) in
de opening (23) onder het laserlabel
aan de voorkant van het apparaat.
5. Beweeg de schroevendraaier naar
rechts om de laserlijn naar links te ver-
plaatsen en vice versa.
Lijn de laserlijn uit met de rode drie-
.
hoek van de spaanbeschermer (17).
Werkinstructies
• Zet het werkstuk vast. Gebruik een kle-
minrichting voor kleine werkstukken.
• Teken een lijn om de richting aan te ge-
ven waarin het zaagblad wordt geleid.
• Houd het apparaat veilig aan de greep
vast.
• Stel de zaagsnelheid in.
• Stel de verstekhoek in.
• Stel de pendelslagstand in.
• Schakel het apparaat in.
• Wacht tot het apparaat op volle snel-
heid is. Plaats het apparaat niet op het
werkstuk totdat het op volle snelheid is.
Voer het apparaat enkel ingeschakeld
tegen het werkstuk aan.
• Plaats de bodemplaat (5.1) op het
werkstuk.
• Beweeg de machine langzaam langs
de voorgetrokken lijn en druk de bodem-
plaat daarbij stevig tegen het werkstuk.
• Oefen niet teveel druk op het apparaat
uit. Laat het apparaat het werk verrich-
ten.
Publicité
