3 Gebruik
Verkeerd gebruik met te lange maaidraden ver‐
laagt het werktoerental van de motor. Dit leidt tot
oververhitting en tot beschadiging van de motor.
De maaidraad niet door een metalen draad ver‐
vangen – kans op letsel!
Als het apparaat niet volgens de voorschriften
(bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of
vallen) werd uitgeschakeld, het apparaat voor
het opnieuw in gebruik nemen beslist op een
bedrijfsveilige staat controleren – zie ook "Voor
aanvang van de werkzaamheden". Vooral de
correcte werking van de veiligheidsinrichtingen
controleren. Apparaten die niet meer bedrijfsvei‐
lig zijn, in geen geval blijven gebruiken. In geval
van twijfel contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer.
Voor het achterlaten van het apparaat: het appa‐
raat uitschakelen – de stroomstekker uit de con‐
tactdoos trekken.
2.9
Trillingen
Dit apparaat wordt gekenmerkt door zeer lage
belasting door trillingen voor de handen.
Desondanks wordt de gebruiker geadviseerd
zich medisch te laten onderzoeken als in een
enkel geval het vermoeden bestaat op door‐
bloedingsstoornissen in de handen (bijv. vingers
kriebelen).
2.10
Onderhoud en reparaties
Voor alle werkzaamheden aan het apparaat altijd
het apparaat uitschakelen en de netsteker los‐
trekken. Door het onbedoeld aanlopen van de
motor – kans op letsel!
Het motorapparaat regelmatig onderhouden.
Alleen die onderhouds- en reparatiewerkzaam‐
heden uitvoeren die in de handleiding staan
beschreven. Alle andere werkzaamheden laten
uitvoeren door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als
dit wordt nagelaten is er kans op ongelukken of
schade aan het apparaat. Bij vragen contact
opnemen met een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen te
monteren. Deze zijn qua eigenschappen opti‐
0458-280-9621-B
maal op het apparaat en de eisen van de gebrui‐
ker afgestemd.
Geen wijzigingen aan het motorapparaat aan‐
brengen – de veiligheid kan hierdoor in gevaar
worden gebracht – kans op ongelukken!
De netkabel en de netsteker regelmatig op
goede isolatie en veroudering (breuk) controle‐
ren.
Elektrische componenten, zoals bijv. de netkabel
mogen alleen door elektriciens worden gerepa‐
reerd, resp. vervangen.
Kunststof onderdelen reinigen met een doek.
Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunst‐
stof beschadigen.
Het apparaat niet met water afspuiten.
De bevestigingsbouten van de beschermkappen
en het snijgarnituur op vastzitten controleren en
indien nodig vastdraaien.
De koelluchtsleuven in het motorhuis indien
nodig reinigen.
Het apparaat veilig in een droge ruimte opslaan.
3
Gebruik
3.1
Maaien
1
► Het apparaat met beide handen vasthouden –
de rechterhand op de bedieningshand‐
greep (1) – linkerhand op de beugelhand‐
greep (2)
Nederlands
2
81