Nederlands
Bij dreigend gevaar, resp. in noodgevallen het
apparaat direct uitschakelen – de schakelaar en
de inschakelblokkering loslaten.
Het apparaat wordt door slechts één persoon
bediend – geen andere personen in het werkge‐
bied toestaan.
15m (50ft)
Binnen een brede straal van de plek waar wordt
gewerkt, bestaat door de weggeslingerde voor‐
werpen kans op ongevallen, daarom mogen er
zich binnen een straal van 15 m geen andere
personen ophouden. Deze afstand ook ten
opzichte van andere objecten (auto's, ruiten)
aanhouden – kans op materiële schade! Ook op
een afstand van meer dan 15 m kan gevaar niet
geheel worden uitgesloten.
Terrein controleren: vaste voorwer‐
pen – stenen, metalen delen of iets
dergelijks kunnen worden weggeslin‐
gerd – ook meer dan 15 m – kans op
letsel! – En deze kunnen het snijgar‐
nituur alsmede objecten (zoals
bijv. geparkeerde auto's, ruiten)
beschadigen (materiële schade).
Nooit zonder de op het apparaat en het snijgarni‐
tuur afgestemde beschermkap werken – kans op
letsel door weggeslingerde voorwerpen!
Geen nat gras maaien.
Wees voorzichtig bij werkzaamheden op hellin‐
gen en in oneffen terrein – kans op uitglijden!
De aansluitkabel altijd achter het apparaat hou‐
den – niet in achterwaartse richting werken –
kans op struikelen!
Op obstakels letten: boomstronken, wortels –
struikelgevaar!
Alleen staand op de grond werken, nooit op
onstabiele plaatsen, nooit op een ladder of vanaf
een hoogwerker.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra
omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt,
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
80
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐
doende licht en goed zicht. Voorzichtig werken,
anderen niet in gevaar brengen.
Bijzonder voorzichtig werken in onoverzichtelijk,
dichtbegroeid terrein.
Het snijgarnituur regelmatig, met korte tussenpo‐
zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐
ren:
– Het apparaat uitschakelen, goed vasthouden,
het snijgarnituur op de grond drukken om af te
remmen en de stroomstekker uit de contact‐
doos trekken
– Op goede staat en vastzitten controleren, op
scheurvorming letten
– Beschadigde snijgarnituren direct vervangen,
ook bij zeer kleine haarscheurtjes
– Snijgarnituuropname regelmatig ontdoen van
gras en struikgewas – verstoppingen in het
gedeelte van het snijgarnituur of de bescherm‐
kap verwijderen
Voor het vervangen van het snijgarnituur, het
apparaat uitschakelen en de stroomstekker uit
de contactdoos trekken. Door het onbedoeld
aanlopen van de motor – kans op letsel!
Beschadigd of ingescheurd snijgarnituur niet
meer gebruiken en niet repareren - hetzij door
lassen of richten - vormverandering (onbalans).
Deeltjes of brokstukken kunnen loskomen en
met hoge snelheid de gebruiker of derden treffen
– ernstig letsel!
Wanneer een roterend metalen snijgarnituur een
steen of ander hard voorwerp raakt, kan er vonk‐
vorming ontstaan die onder bepaalde omstandig‐
heden licht ontvlambare stoffen tot ontbranding
kan brengen. Ook droge planten en struikgewas
zijn licht ontvlambaar, met name tijdens hete,
droge weersomstandigheden. Wanneer er
brandgevaar bestaat, metalen snijgarnituur niet
gebruiken in de buurt van licht ontvlambare stof‐
fen, droge planten of struiken. Absoluut bij de
verantwoordelijke bosbeheerinstantie informeren
of er brandgevaar bestaat.
Alleen beschermkap met volgens voorschrift
gemonteerd mes monteren, zodat maaidraden
op de toegestane lengte worden afgesneden.
Contact met het mes voorkomen – kans op let‐
sel!
Voor het met de hand bijstellen van de maai‐
draad beslist het apparaat uitschakelen en de
stroomstekker uit de contactdoos trekken – kans
op letsel!
0458-280-9621-B