• U schuift de opzetkam 1 voor het baardtrimopzetstuk 14
naar boven van de haar- en baardtrimmer 5 af.
6.4 Haar scheren
Haartrimopzetstuk
AANWIJZINGEN:
• Het te scheren haar moet droog zijn.
• De scheerlengte kan afwijken, afhankelijk van de scheer-
hoek.
• Leg een cape of handdoek om uw hals en nek, om te voorko-
men dat er haar in uw kraag valt.
• Kam het haar goed door.
• Begin eerst met een opzetkam 2 met een langere scheerlengte
en gebruik daarna trapsgewijs kortere scheerlengtes.
• Begin in de nek te scheren of aan de zijkanten en scheer
naar het midden van het hoofd toe. Scheer daarna de voor-
kant van het haar naar het midden van het hoofd toe.
• Houd de haar- en baardtrimmer 5 zó dat de opzetkam 2 zo
vlak mogelijk op het hoofd rust. Laat het apparaat gelijkma-
tig door het haar gaan.
• Scheer, indien mogelijk, tegen de groeirichting van het haar
in.
• Om alle haren te scheren, gaat u meerdere keren met de haar-
en baardtrimmer 5 door hetzelfde gedeelte van het haar.
• Kam het haar steeds weer goed door.
• Om bij scheerlengtes die langer zijn dan 12 mm een rechte
scheerlijn te krijgen, dient de haar- en baardtrimmer 5 meer-
dere keren vanaf verschillende kanten door het haar te wor-
den geleid.
13
105
NL