Om het risico op mogelijk ontploffingsgevaar tijdens het onderhoud te ver-
minderen, gebruik geen items zoals gereedschap of schoonmaakmiddelen die
vonken kunnen opwekken of negatieve invloed hebben op de omgevingsom-
standigheden. Waar sprake is van een risico van dergelijke gereedschappen
en materialen, moet het onderhoud van de pomp worden uitgevoerd in een
veilige omgeving.
GEVAAR: Preventief onderhoud is nodig om mogelijke gevaren te voorkomen die het risico van een ex-
plosie kunnen vergroten. Het is de verantwoordelijkheid van de exploitant te voldoen aan de aanbevolen
onderhoudsvoorschriften. Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot explosie, materiële schade,
ernstig lichamelijk en/of dodelijk letsel.
4.0 Productspecificatie
Pomp
Vloeistoftemperatuur
Min
Max
Priming
Droog
Nat
Debieten
Max
Gasaansluitdruk
Geluidsniveau
Max
5.0 Flow-volumecurve
Kalrez® membraan met 1/2" poorten
Kalrez
®
Diaphragm with 1/2" Ports
Debiet in GPM (LPM)
Flow Rate in GPM (LPM)
6.0 Maattekening
Inch (millimeter)
3.21
(82)
2.20
(56)
4.52
(115)
0.71
0.92
Vloeistofinlaat
(19)
(23)
1.84
(47)
7.0 Montage
20 PSI (1.38 BAR)
MIN
20
100
=
Compressed
Air
7.1 MONTAGE
De Flojet G70/G71 pomp is zelfaanzuigend en moet in een droge en goed geventileerde rui-
mte worden gemonteerd. Deze pomp kan een paar meter van de tank worden gemonteerd,
boven of onder het vloeistofniveau. Niet meer dan 4 meter boven het vloeistofniveau wordt
aanbevolen. NB: Dit is geen dompelpomp. Zet de pomp op de gewenste montage armatuur
door het inbrengen van schroeven in de rubberdichtingsringen in de voet van de pomp. Vloe-
istofpoorten moet omlaag gericht zijn.
7.2 SLANGAANSLUITINGEN
Vloeistof In – Gebruik een 3/8" of ½" ID verstevigde slang of gelijkwaardig.
Vermijd scherpe bochten die de doorstroom beperken of bezwijking van de slang onder vacuüm
veroorzaakt.
Vloeistof Uit – Gebruik een 3/8" of ½" ID verstevigde slang voor afvoerleiding.
40º F (4.4 ºC)
120º F (48.9º C)
15 ft. (4.5 m)
20 ft. (6.1 m)
Up tot 5 GPM (18.9 LPM)
20 tot 100 PSI (1.4 tot 6.9 bar)
87 dB
0.25
4.58
(6.4 )
(116 )
5.27
5.81
(134)
(148)
Luchtinlaat
Vloeistofuitlaat
Luchtuitlaatdemper
Vloeistofuitlaat
100 PSI (6.9 BAR)
MAX
15 FEET
Luch-
tuit-
(4.57m)
laat
MAX
Vloeistof
bron
7.3 LEIDINGEN
Gebruik een flexibele slang om overmatige druk op de fittingen te
voorkomen. Krimp of knik de slang niet. Alle slangen moeten dezelfde
grootte hebben als de fittingen. Alle fittingen en slangen moeten compati-
bel zijn met de te pompen vloeistof. Het gebruik van terugslagkleppen in
het leidingsysteem kan het priming vermogen van de pomp belemmeren.
Als dit onvermijdbaar is, controleer dat de terugslagkleppen in het leiding-
systeem een openingsdruk van 2 PSI of minder hebben.
Om grote vreemde deeltjes weg te houden van de pompkleppen die
kunnen leiden tot verlies van priming vermogen, wordt een inline filter
aanbevolen met een minimum net van 40 steken om te gebruiken op de
zuigleiding van de pomp. De filter moet geschikt zijn voor gebruik in een
potentieel explosieve atmosfeer.
7.4 BEDIENING
GEVAAR: STIKGEVAAR. Als CO2 of N2 gas wordt gebruikt om de pomp aan te drijven, zorg er dan voor dat
de ruimte goed geventileerd is of gas via een slang naar buiten wordt geleid.
LET OP: Als de pomp wordt gebruikt voor toepassingen met hoge capaciteit en lage druk, verstel de gas-
druk naar 20 PSI (1,38 bar) boven de persdruk.
LET OP: Continue werking bij 120oF (49oC) zal de levensduur van de pomp verkorten.
Stem bij het opstarten de luchtdruk af op de gewenste instelling. Voor de meeste installaties zal 20 PSI
(1,4 bar) inlaat voldoende zijn. Ga niet onder 20 PSI. De pomp werkt op basis van luchttoevoer. Stroom en
druk kunnen worden ingesteld door het verhogen of verlagen van luchtdruk om tegemoet te komen aan
variërende viscositeit, lengte van lijnen of andere installatieomstandigheden van het product. Herzie de flow-
volumecurve voor meer informatie. Vloeistoffen met hoge viscositeit en de slanglengte zullen de priming
afstand beperken.
Compressoren moeten drogers en/of een waterafscheider in het luchtdistributiesysteem (REF: PN FJ520B)
hebben om de waterophoping te beperken. Pompen die beschadigen door water in de luchtkamer worden
niet gedekt door de garantie.
7.5 DEMONTAGE EN HERMONTAGE PROCEDURES
Onderhoud de pomp in een veilige omgeving buiten de gevarenzone. Zorg
ervoor dat de afvoer niet onder druk staat tijdens ontkoppeling.
Spoel alle vloeistof uit de pomp door het weghalen van de toevoerleiding van de vloeistofbronnen en de
pomp door te laten lopen met de fittingen omhoog om de pomp te reinigen of onderhouden. Schakel de
luchttoevoer naar de pomp uit en ontkoppel de luchtinlaat. Verwijder fittingen en demper met behulp van een
platte schroevendraaier om de klemmetjes om de fittingen weg te schuiven. De volgende
stappen beschrijven het verwijderen van de afsluitdeksels voor het vervangen van terugslagkleppen en/of
membranen.
STAP 1
Verwijder de (7)
schroeven aan de
voor- en
achterkant.
STAP 2
Gebruik een
dunne platte
schroevendraaier
om voorzichtig de
voorste afsluitdop
te verwijderen.
Zorg ervoor dat de
binnenste flens
met de
schroevendraaier
naar beneden
gehouden is bij
het optillen van de
Binnenste
voorste
flens
afsluitdop.
STAP 3
Wanneer de eindkappen zijn verwijderd, controleer het terugslagklep systeem. (REF: #1 in de explosietekening). Let op
de positie van de zuig- en uitlaatkleppen voordat u ze uit de behuizing haalt. Verwijder de kleppen en controleer ze op
slijtage, vuil of vervorming. Vervang terugslagkleppen door nieuwe indien nodig. Zorg ervoor dat ze in de juiste zuig-/
persstroomrichting liggen. Installeer de zuigkleppen met veren uitkijkend op de behuizing en de afvoerkleppen met de
veren naar buiten gericht. Zie stromingspijlen op achterste sluitkap onder de zuig- en uitlaatpoorten. Doet u dit incorrect
dan zal de pomp niet meer functioneren.
STAP 4
Om het membraan systeem te demonteren (REF: #2 in de explosietekening), verwijdert u het eerste membraan van de
pompas door het tegen de richting van de klok in te draaien. Zorg ervoor dat u het tegenovergestelde membraan stevig
vasthoudt tijdens het losschroeven van het eerste membraan. Het tweede membraan kan worden verwijderd door de
platte punt van een schroevendraaier in de blootgestelde sleuf aan het einde van de pompas waar het eerste membraan
werd verwijderd te plaatsen en het membraan tegen de richting van de klok in te draaien. Inspecteer het membraan voor
visuele tekenen van slijtage. Vervang membranen door nieuwe indien nodig. Monteer membranen door schroeven ze
op de pompas met de klok mee te draaien totdat ze vastzitten.
STAP 5
Zorg ervoor dat de poortklemmen zich op de behuizing bevinden alvorens de eindkappen te bevestigen. Vervangt
langzaam de eindkappen door ervoor te zorgen de geleidingssteunen op één lijn zitten. Installeren en zet schroeven
achtereenvolgens vast zoals weergegeven in de volgende afbeelding. Draaikracht is 2,3 – 2,7 joules. Controleren de
pomp voor ingebruikneming op lekken.
17
FLEXIBELE
STIJVE PIJP
TUINSLANG