GEVAAR: rompdoorvoeren – VOLG DEZE INSTRUCTIES!
Als de installatie van het toilet tot gevolg heeft dat het wordt aangesloten op EEN rompdoorvoer die zich op ELK
moment onder de waterlijn kan bevinden, ongeacht of het vaartuig in rust is, onderweg is en overhelt, rolt of zich
opricht, moet u het toilet in overeenstemming met deze instructies voor de Installatie worden geïnstalleerd. Als u
dit niet doet, kan er water naar binnen stromen, waardoor het vaartuig kan zinken, wat tot de dood kan leiden.
GEVAAR: schade – GEBRUIK ZEEKRANEN!
Als het toilet op EEN rompdoorvoer is aangesloten en als het toilet of de leidingen zijn beschadigd, kan er water
naar binnen stromen waardoor het vaartuig kan zinken, wat tot de dood kan leiden. Als u verbindingen maakt
tussen het toilet en EEN rompdoorvoer die zich op ELK moment onder de waterlijn kan bevinden, moeten
daarom zeekranen met volledige diameter op deze doorvoeren worden gemonteerd, zodat ze kunnen worden
afgesloten.
De zeekranen MOETEN ook zodanig worden geplaatst dat ze voor alle gebruikers van het toilet gemakkelijk
toegankelijk zijn. Als dit om welke reden dan ook niet mogelijk is, MOETEN op de slangen secundaire kleppen
van marinekwaliteit worden gemonteerd op plaatsen waar ze gemakkelijk bereikbaar zijn.
GEVAAR: rand van de toiletpot onder de waterlijn - GEBRUIK GEVENTILEERDE LUSSEN!
Als het toilet op EEN rompdoorvoer is aangesloten en als de rand van de toiletpot onder de waterlijn daalt, kan
er water naar binnen stromen waardoor het vaartuig kan zinken, wat tot de dood kan leiden.
Als de rand van het toilet zich minder dan 8" (20 cm) boven de waterlijn bevindt wanneer het vaartuig in rust is
of als er ENIGE mogelijkheid bestaat dat de rand van de toiletpot zich op ELK moment onder de waterlijn bev-
indt, MOET een antihevellus worden gemonteerd in alle leidingen die op een rompdoorvoer zijn aangesloten,
ongeacht of het om een in- of uitlaat gaat.
SPECIALE OPMERKING 1: de inlaatleidingen met kleinere diameter zijn gevaarlijker dan de uitlaatleidingen
met grotere diameter. Als er geen geventileerde antihevellus in de inlaatleiding is gemonteerd, zal er water in
de toiletpot stromen wanneer de inlaatzeekraan open staat en de rand van de toiletpot zich onder de eigenlijke
waterlijn bevindt.
SPECIALE OPMERKING 2: het maken van een lus in de slang zonder een ventilatieopening aan te brengen, kan
even gevaarlijk zijn als helemaal geen lus voorzien, omdat het water over een lus kan hevelen. Het is eigenlijk
de ventilatie die het hevelen voorkomt.
Leidingen – Algemene instructies voor alle opties
Vereiste gereedschappen:
OPMERKING: de totale opvoerhoogte mag niet meer dan 4 voet (1,2 m) bedragen. Om water in de
toiletpot te houden, moet de afvoerslang ongeveer 8 tot 10" (20-25 cm) boven de basis van het toilet en
zo dicht mogelijk bij het toilet naar boven worden geplaatst zonder daarbij een lelijke sanitaire situatie
te creëren.
• Met een spiraal versterkte flexibele slangen met gladde boring voor zowel de inlaat van 3/4" (19 mm) als de uitlaat van
1" (25 mm) of 1,5" (38 mm). Het toilet wordt geleverd met een adapter van 1" (25 mm) naar 1,5" (38 mm).
• Twee roestvrij stalen wormwielslangklemmen voor elke slangpilaaraansluiting.
• Maak de slangen zodanig vast dat ze niet kunnen schuiven en schuren en dat ze geen druk uitoefenen op de slangpi-
laren waarop ze zijn aangesloten, aangezien dit tot lekkage van de aangrenzende verbindingen kan leiden.
• Vermijd scherpe bochten in de slangen, omdat die anders kunnen knikken.
• Houd alle leidingen zo recht en zo kort mogelijk, vermijd de passage over obstakels waardoor luchtsluizen ontstaan.
• Als het moeilijk is om de slang op de slangpilaren van het toilet of de zeekranen te monteren, smeer ze dan in met
water of maak de slang zachter door het uiteinde in heet water te dompelen.
OPGELET: gebruik geen vlammen op de slang. Gebruik geen vlam of hitte op de plastic slangpilaren
van het toilet, de spoelpomp of het magneetventiel. Gebruik geen oliën, vetten of synthetische smeer-
middelen. Breng geen afdichtingsmiddel aan op de slangverbindingen. Draai de slangklemmen niet te
strak aan. Deze acties kunnen allemaal leiden tot barsten of breuken in de plastic onderdelen.
• Bevestig de uiteinden van alle slangen aan de slangpilaren met twee roestvrij stalen wormwielslangklemmen en zorg
ervoor dat alle inlaataansluitingen luchtdicht zijn en dat alle uitlaataansluitingen waterdicht zijn.
57