8. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
8.1 Wat moet u doen als ...
Probleem
U kunt de kookplaat niet inscha‐
kelen of bedienen.
Er klinkt een geluidssignaal en de
kookplaat wordt uitgeschakeld.
Als de kookplaat wordt uitge‐
schakeld, klinkt er een geluids‐
signaal.
De kookplaat wordt uitgescha‐
keld.
De restwarmte-indicator gaat niet
aan.
Automatisch opwarmen werkt
niet.
U kunt de buitenste ring niet in‐
schakelen.
Er is een donker deel op
de meervoudige zone.
14
NEDERLANDS
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aangesloten op
een stopcontact of niet goed geïn‐
stalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
Stel gedurende 10 seconden geen
kookstand in.
U hebt 2 of meer sensorvelden tege‐
lijkertijd aangeraakt.
Water of vetvlekken op het bedie‐
ningspaneel.
U hebt iets op een of meer sensor‐
velden geplaatst.
U hebt iets op het sensorveld ge‐
plaatst
.
De zone is niet heet omdat deze
slechts kortstondig is gebruikt, of de
sensor is beschadigd.
De zone is heet.
De hoogste kookstand is ingesteld.
U hebt de kookstand verlaagd naar
0.
Het is normaal dat er een donkere
zone op de meervoudige zone is.
Oplossing
Controleer of de kookplaat goed aan‐
gesloten is op het lichtnet.
Verzeker u ervan dat de zekering de
oorzaak van de storing is. Als de zeke‐
ringen keer op keer doorslaan, neemt
u contact op met een erkende installa‐
teur.
Schakel de kookplaat opnieuw in en
stel de kookstand binnen 10 seconden
in.
Raak slechts één sensorveld aan.
Reinig het bedieningspaneel.
Verwijder het voorwerp van de sensor‐
velden.
Verwijder het voorwerp van het sen‐
sorveld.
Als de zone voldoende lang gebruikt is
om heet te zijn, neemt u contact op
met een erkende servicedienst.
Laat de zone voldoende afkoelen.
De hoogste kookstand heeft hetzelfde
vermogen als de functie.
Begin vanaf 0 en verhoog de kook‐
stand.
Schakel eerst de binnenste ring in
door de kookstand te wijzigen.