toestel. Deze functie wordt niet verder uitgelegd in deze
gebruikershandleiding.
7. Gebruik
7.1 Startmodus
Start op in startmodus zodanig dat alle procedures beschreven hieronder
correct worden uitgevoerd. In startmodus verschijnt ―— — — —‖ op de
display. Is dit niet het geval, dan kunt u afhankelijk van de actieve modus,
naar de startmodus terugkeren als volgt:
druk eenmaal op de A-knop
druk eenmaal op de B-knop
houd de A-knop ingedrukt
houd SELECT ingedrukt.
7.2 In manuele modus werken
U kunt de controller gebruiken om de DMX-waarden handmatig in te stellen
met de faders.
Raadpleeg de documentatie van uw DMX-toestel voor informatie over de
exacte functie van de DMX-kanalen.
1. In startmodus, druk eenmaal op de B-knop om de manuele modus te
activeren.
De stip knippert in de PROJ-display, deze geeft het actieve toestel/pagina
(1-9) weer.
2. Gebruik de UP- en DOWN-knoppen om het gewenste toestel/pagina (1-9)
te selecteren.
3. Gebruik de faders om de DMX-kanalen van het geselecteerde
toestel/pagina in de gewenste positie te zetten.
4. Herhaal de stappen 2-3 tot de gewenste waarden ingesteld zijn.
5. Druk nogmaals op de B-knop om te stoppen en naar de startmodus terug
te keren.
7.3 Een programma afspelen
Opmerking: Programma's creëren wordt verder in deze handleiding
uitgelegd (§ 8, Programmering).
Om een bestaand programma af te spelen, gaat u als volgt te werk:
1. In startmodus, druk eenmaal op de A-knop.
De stip knippert in de PROG-display, deze geeft het actieve programma
(1-9) weer. De SCENES-display geeft het scènenummer weer dat
momenteel wordt afgespeeld.
2. Gebruik de UP- en DOWN-knoppen om het gewenste programma (1-9) te
selecteren.
3. Gebruik fader 2 om de programmasnelheid in te stellen (duur van de
scènes).
V. 02 – 11/09/2013
VDPC054
15
©Velleman nv