71
Na 14 uur cyclustijd en aan het einde van de cyclus tegen
SNELHEID 3 schakelt de pomp in een stationaire/ pauzestand
voor de volgende 10 uur. De pomp start opnieuw om 8.00
uur de volgende ochtend en doorloopt dan opnieuw het
standaardprogramma. De pomp blijft op die manier draaien
tot de gebruiker een aangepaste cyclus in de aandrijving
heeft geprogrammeerd.
Opmerking: de Start/Stop-toets moet opnieuw worden
ingedrukt en de led moet branden om de pomp te laten
draaien.
Aangepaste programma's
Om het programma voor uw VS2-pomp met variabele
snelheid aan te passen, moet de pomp worden uitgeschakeld.
Controleer of de led van de Start/Stop-toets niet brandt.
Een aangepast programma instellen:
Opmerking: Tijdens het programmeren knippert de led
naast de parameter (snelheid, tijd en cyclustijd) die u aan
het instellen bent.
1. Als de pomp draait, schakel ze dan uit door de Start/
Stop-toets in te drukken.
2. Druk op de toets "1". De led boven de geselecteerde
SNELHEID begint te knipperen en de led van de
parameter "Snelheid" knippert tijdens de instelling van
de wijziging. Zie Figuur 8.
3000
Figuur 8: snelheid instellen.
3. Gebruik de pijltoetsen "+" en "-" om de snelheid in rpm
aan te passen voor SNELHEID 1.
Opmerking: de snelheid wordt verhoogd of verlaagd in
trappen van 10 rpm
4. Druk opnieuw op de toets "1". De display schakelt dan
om naar de starttijd van SNELHEID 1. De led van de
parameter "Tijd" begint te knipperen. Zie Figuur 9.
8 : 00
Figuur 9: starttijd instellen
AM
5. Gebruik de pijltoetsen "+" en "-" om de dagelijkse starttijd
voor SNELHEID 1 aan te passen.
6. Druk opnieuw op de toets "1". De display schakelt dan
om naar de cyclustijd voor SNELHEID 1. De led van de
parameter "Cyclustijd" begint te knipperen. Zie Figuur 10.
2 : 00
Figuur 10: cyclustijd instellen
7. Gebruik de pijltoetsen "+" en "-" om de cyclustijd voor
SNELHEID 1 in uren en minuten aan te passen.
Opmerking: De parameter "cyclustijd" wordt ingesteld in
trappen van 15 minuten.
8. Door op de toets "1" te drukken, worden deze parameters
doorlopen. De veranderingen worden echter meteen bij
het aanpassen opgeslagen.
9. Druk op de toets "2". De led boven SNELHEID 2 begint te
knipperen en de led van de overeenkomstige parameter
knippert tijdens het aanpassen.
10. Gebruik de pijltoetsen "+" en "-" om de snelheid aan te
passen in rpm voor SNELHEID 2.
11. Druk opnieuw op de toets "2". De display schakelt dan
om naar de duur van SNELHEID 2.
Opmerking: SNELHEDEN 2 en 3 hebben geen starttijd
aangezien hun cyclustijd meteen na het einde van de
vorige snelheidscyclus begint.
12. Gebruik de pijltoetsen "+" en "-" om de cyclustijd voor
SNELHEID 2 in uren en minuten aan te passen.
13. Herhaal stappen 9-12 om SNELHEID 3 en QUICK CLEAN
te programmeren.
Opmerking: onthoud dat de toegestane cyclustijd voor
SNELHEID 3 beperkt is tot de resterende tijd in een dag
van 24 uur. De pomp blijft in een stationaire toestand
gedurende de eventuele resterende tijd van de 24 uur die
niet in SNELHEDEN 1-3 geprogrammeerd is.
[SNELHEID 1 + SNELHEID 2 + SNELHEID 3 < 24 uur]
14. Druk op de Start/Stop-toets en controleer of de led
oplicht. De pomp is nu ingeschakeld en draait het
aangepaste programma van de klant.