Deze startpogingen volgen onderstaand schema:
• Van de 1e tot en met de 48e poging: 1 herstart per 30 minuten, van 20 seconden elk
• Vanaf de 49e poging: 1 herstart per 24 uur, van 20 seconden elk
Het alarm DRYRUN kan met de hand worden gereset: als de pomp na zo'n reset nog steeds geen stroming en druk waarneemt,
zullen de pogingen 20 seconden duren.
De pompelektronica heeft een systeem, anti-burping genoemd, dat valse vooraanzuigingen door mogelijke luchtbellen in het water
vermijdt.
ANTIFLOOD
De pomp houdt de motor bij het starten 3 seconden uitgeschakeld. Als tijdens deze periode een vloeistofstroming wordt waargenomen, blijft de
motor uit omdat er mogelijk een mechanisch probleem in de sluiter van de pomp zit.
Om te voorkomen dat hetzelfde probleem zich voordoet, dat zou leiden tot een ongedefinieerde inschakeling van de pompmotor (omdat er altijd
vloeistofstroming zou worden waargenomen), wordt de motor tijdens normaal continu gebruik om de 60 min uitgeschakeld.
Als de vloeistofstroming niet nul wordt, zoals te verwachten zou zijn, gaat op de pomp het ANTIFLOOD-alarm af en blijft de motor ervan
uitgeschakeld.
Bij dit alarm aanwezig moet de pomp uitgeschakeld zijn. De mechanische problemen op de terugslagklep moeten worden opgelost. Als de klep
mechanisch los zou komen, bijvoorbeeld na trillingen van het pomphuis, wordt het ANTIFLOOD-alarm opgeheven.
5
REINIGING OPSLAG ONDERHOUD
De pomp behoeft geen onderhoud. Vorst kan schadelijk zijn voor de pomp. Bij zeer lage temperaturen moet de pomp uit de vloeistof
worden gehaald, geleegd worden en beschermd tegen vorst worden opgeborgen. Alvorens de pomp te reinigen moet hij worden
afgekoppeld van het voedingsnet.
Het is raadzaam om de volgende delen schoon te maken met een eenvoudige straal water, nadat de pomp uit de vloeistof is gehaald:
- Filter (open, zie afbeelding 1A )
- Aanzuigfilter met vlotter, in het geval van versie X (zie afbeelding 3)
- Terugslagklep. In dit geval moet het betreffende onderdeel worden verwijderd, zoals getoond op afbeelding 11.
Zorg dat alle onderdelen vervolgens weer op de juiste manier worden gemonteerd.
6
STORINGEN OPSPOREN
Alvorens te beginnen met het opsporen van storingen moet de elektrische verbinding van de elektropomp worden losgemaakt
(stekker uit het stopcontact halen). Als de voedingskabel of een van de elektrische delen van de pomp beschadigd zijn, moet de
reparatie of vervanging worden uitgevoerd door de fabrikant of dienst technische assistentiedienst, of door iemand met een
gelijkwaardige kwalificatie, om elk risico uit te sluiten.
PROBLEMEN
De pomp schakelt niet in of blijft
niet ingeschakeld.
De pomp geeft geen water af
De opbrengst is onvoldoende
De pomp stopt (mogelijke
tussenkomst van de thermische
veiligheidsschakelaar)
NEDERLANDS
WAARSCHIJNLIJKE OORZAKEN
1. De pomp wordt niet gevoed
2. Geen water
3. De terugslagklep is geblokkeerd
1. Het aanzuigrooster en de leidingen zitten verstopt
2. De rotor is versleten of geblokkeerd
3. De vereiste opvoerhoogte is hoger dan de
prestaties die de pomp kan leveren
1. Het aanzuigrooster zit gedeeltelijk verstopt
2. De rotor of de persleiding zitten gedeeltelijk
verstopt of zijn aangekoekt
1. De vloeistof die verpompt moet worden is te dik
en oververhit de motor.
2. De watertemperatuur is te hoog
3. De rotor wordt geblokkeerd door een vast
voorwerp
4. Voeding stemt niet overeen met de nominale
gegevens
1. De voeding controleren
2. Het waterpeil herstellen
3. Verwijder de verstopping van de terugslagklep
1. Verstoppingen opheffen
2. Als de waaier versleten is, moet hij worden
vervangen, als hij geblokkeerd is moet de blokkering
worden opgeheven: haal het inspectiedeksel van de
waaier weg en draai de waaier om hem los te zetten.
1-2 Eventuele verstoppingen verwijderen
1-2-3-4 De stekker uit het stopcontact halen en de
oorzaak van de oververhitting opheffen, wachten tot
de pomp is afgekoeld en de stekker weer in het
stopcontact steken
35
OPLOSSINGEN