Afstelling motorkoppel tijdens fase van recuperatie positie
Regel het motorkoppel met behulp van de parameter
als, tijdens de fase van de recuperatie van de positie, de waar-
den die zijn ingesteld in de parameters
en
ongeschikt zouden zijn om te garanderen dat de poort het manoeuvre
kan voltooien.
Als de fase van de recuperatie van de positie niet wordt voltooid, hervat de poort zijn normale werking niet.
De ingreep van de detectie van het obstakel wordt uitsluitend geregeld door de waarden die zijn ingesteld in de para-
meters
en
.
De ingreep van de detectie van het obstakel wordt geregeld door de waarden die zijn ingesteld in de parameters
en
, en door de maximum stroomwaarde die is gememoriseerd tijdens de fase van de lering van de slag.
De ingreep van de detectie van het obstakel bedraagt 70% van het maximum koppel voor een tijdsduur van de ingreep van 1 s.
De ingreep van de detectie van het obstakel bedraagt 80% van het maximum koppel voor een tijdsduur van de ingreep van 2 s.
De ingreep van de detectie van het obstakel bedraagt 100% van het maximum koppel voor een tijdsduur van de ingreep van 3 s.
De ingreep van de detectie van het obstakel bedraagt 100% van het maximum koppel voor een tijdsduur van de ingreep van 5 s.
Afstelling openingssnelheid en sluitingssnelheid (%)
OPMERKING: de regeling van de snelheid met betrekking tot het model van de gemonteerde motor is automatisch
verdeeld in 10 gelijke delen.
Zie hoofdstukken 14 en 15
01= 6 m/min ... 10= maximum snelheid.
Afstelling aandruksnelheid bij einde manoeuvre
Nadat de fase van de vertraging is voltooid, beweegt de poort aan een constante snelheid tot de eindschakelaar wordt
bereikt. De ruimte wordt geregeld door de parameters
en
.
01= 2 m/min; 02= 2,5 m/min; 03= 3 m/min; 04= 3,5 m/min; 05= 4 m/min.
Instelling van het aantal pogingen van automatische hersluiting na ingreep van
contactlijst of detectie obstakels (antiverplettering)
Geen poging van automatische hersluiting.
Van 1 tot 3 pogingen van automatische hersluiting.
De automatische hersluiting gebeurt enkel als de poort helemaal is gesloten.
Er wordt aanbevolen om een waarde in te stellen die kleiner of gelijk aan de parameter
is.
Instelling bedrijfsmodus fotocel FT1 bij opening
GEDEACTIVEERD. De fotocel is niet actief of is niet geïnstalleerd.
STOP. De poort stopt de beweging en blijft gestopt tot de volgende bediening wordt gegeven.
ONMIDDELLIJKE OMKERING. Als de fotocel wordt geactiveerd gedurende het manoeuvre van de opening wordt de
bewegingsrichting van de poort onmiddellijk omgekeerd.
TIJDELIJKE STOP. De poort stopt de beweging zolang de fotocel is verduisterd. Wanneer de fotocel wordt bevrijd, wordt
de poort verder geopend.
UITGESTELDE OMKERING. Wanneer de fotocel wordt verduisterd, wordt de beweging van de poort gestopt. Wanneer de
fotocel wordt bevrijd, wordt de poort gesloten.
Instelling bedrijfsmodus fotocel FT1 bij sluiting
GEDEACTIVEERD. De fotocel is niet actief of is niet geïnstalleerd.
STOP. De poort stopt de beweging en blijft gestopt tot de volgende bediening wordt gegeven.
ONMIDDELLIJKE OMKERING. Als de fotocel wordt geactiveerd gedurende het manoeuvre van de sluiting wordt de bewe-
gingsrichting van de poort onmiddellijk omgekeerd.
TIJDELIJKE STOP. De poort stopt de beweging zolang de fotocel is verduisterd. Wanneer de fotocel wordt bevrijd, wordt
de poort verder gesloten.
UITGESTELDE OMKERING. Wanneer de fotocel wordt verduisterd, wordt de beweging van de poort gestopt. Wanneer de
fotocel wordt bevrijd, wordt de poort geopend.
Bedrijfsmodus fotocel FT1 bij gesloten poort
OPMERKING: De parameter is niet zichtbaar als
of
of
wordt ingesteld.
Wanneer de fotocel is verduisterd, kan de poort niet geopend worden.
De poort wordt geopend wanneer een bediening van opening wordt ontvangen ook al is de fotocel verduisterd.
De verduisterde fotocel zendt de bediening van opening van de poort.
231